Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1261, 18/00159 en 18/00160

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-04-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1261, 18/00159 en 18/00160

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
4 april 2019
Datum publicatie
13 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:1261
Formele relaties
Zaaknummer
18/00159 en 18/00160

Inhoudsindicatie

De Inspecteur heeft navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2010 opgelegd. Belanghebbendes stellingen ten aanzien van formele gebreken worden verworpen. De bewijslast dient te worden verzwaard en omgekeerd wegens het niet doen van de vereiste aangifte. Er is sprake van een redelijke schatting. Belanghebbende heeft niet doen blijken dat de navorderingsaanslagen ten onrechte dan wel tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00159 en 18/00160

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 19 februari 2018, nummer BRE 16/2371 en BRE 16/4036 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur.

betreffende de hierna te noemen navorderingsaanslagen en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

Inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (kenmerk 18/00159)

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 19 december 2015 onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.07 over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.411 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 19.086. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 4.067 en een vergrijpboete van € 12.880 opgelegd.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 7 april 2016 de navorderingsaanslag en beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep met nummer BRE 16/2371 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 11.428, de heffingsrentebeschikking dienovereenkomstig verminderd en de overige elementen van de navorderingsaanslag gehandhaafd, de boetebeschikking vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.501,50 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan hem vergoedt.

Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (kenmerk 18/00160)

1.4.

Aan belanghebbende is met dagtekening 12 december 2015 onder aanslagnummer [aanslagnummer] .W.07 over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 33.189. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 257.

1.5.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 13 mei 2016 de in 1.4 bedoelde navorderingsaanslag en beschikking gehandhaafd.

1.6.

Belanghebbende is van de in 1.5 bedoelde uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep met nummer BRE 16/4036 ongegrond verklaard.

Het geding in hoger beroep

1.7.

Tegen de in 1.3 en 1.6 bedoelde uitspraken van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.9.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 februari 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigden [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Het onderhavige hoger beroep is gezamenlijk behandeld met het hoger beroep van belanghebbende met kenmerk 18/00158.

1.11.

Partijen hebben op deze zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.12.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende bezit middellijk alle aandelen in [A] B.V. [A] B.V. houdt zich bezig met het adviseren en bemiddelen bij aan- en verkoop van onroerend goed en andere beleggingsproducten.

2.2.

Belanghebbende is eigenaar van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats] .

2.3.

Omdat belanghebbende geen aangifte IB/PVV over 2010 had ingediend, heeft de Inspecteur met dagtekening 15 augustus 2012 een ambtshalve aanslag IB/PVV 2010 opgelegd. Op 30 november 2012 heeft belanghebbende alsnog de gegevens voor zijn aangifte IB/PVV 2010 aangeleverd. Hij heeft daarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, aangegeven van € 4.753, bestaande uit de volgende elementen:

Loon

4.938

Negatieve inkomsten uit eigen woning

185

Belastbaar inkomen uit werk en woning

4.753

2.4.

De Inspecteur heeft deze aangifte als bezwaarschrift aangemerkt en heeft de aanslag conform deze aangifte verminderd.

2.5.

De Inspecteur is bij belanghebbende een boekenonderzoek gestart, omdat uit een onderzoek bij een derde is gebleken dat belanghebbende betrokken was bij [B] (hierna: [B] ) in [C] . Op 20 november 2014 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek aangekondigd. Op 9 februari 2015 is het boekenonderzoek gestart. Het onderzoek betrof onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013.

2.6.

Naar aanleiding van de voorlopige bevindingen uit het boekenonderzoek heeft de Inspecteur met dagtekening 19 december 2015 de in geschil zijnde navorderingsaanslag IB/PVV 2010 opgelegd. De Inspecteur heeft daarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning verhoogd met het resultaat uit overige werkzaamheden van € 55.658 tot € 60.411. De correctie ziet op een aantal bedragen die belanghebbende heeft ontvangen en op contante stortingen op de privérekeningen van belanghebbende, te weten:

Herkomst bedragen

bank/kas

Datum

Omschrijving

[D]

[nummer 1]

18 februari 2010

5.500

Advies bedrijfsstructuur

[D]

[nummer 1]

23 februari 2010

150

Reiskosten

5.650

[H]

[nummer 1]

15 december 2010

10.500

Kommission Praktiker Zirndorf duitslands

[M] B.V.

[nummer 2]

21 april 2010

2.250

[M] B.V.

[nummer 2]

18 mei 2010

416,50

[M] B.V.

[nummer 2]

17 juni 2010

1.500

[M] B.V.

[nummer 2]

23 juni 2010

321,30

[M] B.V.

[nummer 2]

11 augustus 2010

7.500

[M] B.V.

[nummer 2]

19 september 2010

2.463

[M] B.V.

[nummer 2]

29 september 2010

7.641

[M] B.V.

[nummer 2]

15 oktober 2010

159,46

[M] B.V.

[nummer 2]

10 november 2010

321,30

[M] B.V.

[nummer 3]

10 december

2.385

24.958

Contante storting

kas

1 maart 2010

2.500

Contante storting

kas

16 juli 2010

4.950

Contante storting

kas

4 augustus 2010

1.000

Contante storting

kas

5 augustus 2010

1.000

Contante storting

kas

5 november 2010

5.100

14.550

Totaal

55.658

Daarnaast heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang op € 19.086 vastgesteld in verband met aan [A] B.V. onttrokken gelden en een vergrijpboete van € 12.880 opgelegd vanwege het opzettelijk niet aangeven van alle genoten inkomsten. Met dagtekening 12 december 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende tevens de in geschil zijnde navorderingsaanslag Zvw 2010 opgelegd.

2.7.

Op 6 augustus 2015 heeft de Inspecteur aan de autoriteiten van [C] een verzoek om informatie gedaan ten aanzien van, onder meer, belanghebbende. Het verzoek had onder meer betrekking op de bankrekening die werd gehouden onder de naam “ [G] ” bij een bank in [C] .

2.8.

Bij uitspraken op bezwaar van 7 april 2016 en 13 mei 2016 heeft de Inspecteur, lopende het boekenonderzoek, de in geschil zijnde navorderingsaanslagen gehandhaafd.

2.9.

Op 10 november 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht informatie te verstrekken over een bankrekening bij een bank in [C] . Omdat belanghebbende niet aan dit verzoek voldeed, heeft de Inspecteur op 8 mei 2017 een informatiebeschikking gegeven betreffende de IB/PVV 2005 tot en met 2013. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingediend. De informatiebeschikking staat nog niet onherroepelijk vast.

2.10.

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 19 februari 2018 het beroep met nummer BRE 16/4036, betreffende de navorderingsaanslag Zvw 2010, ongegrond verklaard en het beroep met nummer BRE 16/2371 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 11.428 onder handhaving van de overige elementen van de navorderingsaanslag, de heffingsrentebeschikking dienovereenkomstig verminderd en de boetebeschikking vernietigd.

2.11.

Op 12 november 2018 heeft de Inspecteur informatie van de autoriteiten uit [C] ontvangen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Heeft de Inspecteur formele regels geschonden, ten gevolge waarvan de navorderingsaanslagen moeten worden vernietigd of bewijs moet worden uitgesloten?

  2. Zijn de navorderingsaanslagen tot te hoge bedragen vastgesteld?

  3. Heeft belanghebbende recht op een integrale vergoeding van proceskosten?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing