Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-01-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:170, 17/00733

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-01-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:170, 17/00733

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 januari 2019
Datum publicatie
21 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:170
Formele relaties
Zaaknummer
17/00733

Inhoudsindicatie

In Nederland woonachtige piloot die voor een in land Verenigd Koninkrijk gevestigde onderneming werkt met als standplaats land Italië. Het Hof beslist dat in land Italië sprake is van een vaste inrichting (vi) en dat uit de ratio van artikel 15, lid 2, letter c, van het Verdrag volgt dat beslissend is of de arbeidsbeloning functioneel toerekenbaar is aan de vi op de grond dat de arbeid ten behoeve van de vi is verricht. Land Italië heffingsbevoegd. Hof wijst verzoek van partijen tot stellen prejudiciële vragen aan Hoge Raad, af.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00733

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

en het voorwaardelijk incidentele hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 21 september 2017, nummer BRE 17/3681, in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur

betreffende de hierna te vermelden belastingaanslag en beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2014 de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 84.360 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.068 (hierna: de aanslag). Bij beschikking is belastingrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de aanslag en de beschikking belastingrente verminderd wegens doorgeschoven buitenlands inkomen uit werk en woning.

1.2.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar gehandhaafd voor zover daarbij de aanslag is verminderd in verband met gestald buitenlands inkomen waarmee ten onrechte geen rekening was gehouden en de uitspraak op bezwaar voor het overige vernietigd, de aanslag verminderd in zoverre dat deze wordt berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 84.360, waarbij over een inkomen van € 48.784 vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend, de belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden, en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.731.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 27 september 2018 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, [gemachtigde] , belastingadviseur, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.8.

Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is gezonden.

2 Feiten

In hoger beroep kan van de volgende feiten worden uitgegaan.

2.1.

Belanghebbende woont in Nederland en werkt tot en met mei 2014 als gezagvoerder voor de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde luchtvaartmaatschappij [de luchtvaartmaatschappij] (hierna ook: [de luchtvaartmaatschappij] ). Belanghebbende behoort tot het vliegend personeel van [de luchtvaartmaatschappij] .

2.2

Belanghebbende was van 1 januari 2014 tot en met 21 mei 2014 gestationeerd op de luchthaven [de luchthaven] in [plaats 1] (Italië). In totaal verbleef belanghebbende 73 dagen in Italië in verband met de uitoefening van zijn dienstbetrekking. Belanghebbende heeft voor de werkzaamheden in verband met deze stationering in Italië van [de luchtvaartmaatschappij] een loon genoten van € 48.784. Op dit loon is in Italië belasting ingehouden ten bedrage van € 14.771,35.

2.3.

Met het oog op zijn stationering in Italië heeft belanghebbende een nieuwe of nadere arbeidsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is namens [de luchtvaartmaatschappij] ondertekend door [A] , HR Manager Italy. Op deze arbeidsovereenkomst is een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing voor piloten in dienst van “ [de Italiaanse luchtvaartmaatschappij] ”. Die collectieve arbeidsovereenkomst, die is gedagtekend 1 februari 2011, is ondertekend namens [de luchtvaartmaatschappij] .

2.4.

[de luchtvaartmaatschappij] beschikt in Italië over niet in een apart rechtssubject ondergebracht materieel en personeel. [de luchtvaartmaatschappij] duidt de aanwezigheid in Italië aan als de “Italian Branch” van [de luchtvaartmaatschappij] (hierna ook: de “Italian branch”). De aanwezigheid van [de luchtvaartmaatschappij] op het grondgebied van Italië omvat in 2014 27 vliegtuigen die permanent in Italië zijn gestationeerd en aldaar worden onderhouden. In Italië zijn 981 personeelsleden van [de luchtvaartmaatschappij] werkzaam. Er is een fysiek kantoor in Italië dat diverse (staf)afdelingen huisvest, waaronder human resources, administratie, planning, cabin crew support. De werkzaamheden van de diverse afdelingen bestaan onder andere uit het beoordelen van het staf- en cabinepersoneel, het voeren van functioneringsgesprekken, het bijhouden van administratie en het voeren van salarisadministratie, het treffen van (eventuele) disciplinaire maatregelen tegen het personeel, planning van staf- en cabinepersoneel, het onderhandelen met lokale vakbonden over arbeidsvoorwaarden.

2.5.

Het aantal vliegroutes van [de luchtvaartmaatschappij] vanuit Italië bedraagt volgens het jaarverslag 2013-2014 167. Volgens hetzelfde jaarverslag vliegen ongeveer 8.400.000 passagiers met [de luchtvaartmaatschappij] vanuit Italië. In Italië vindt ook de bagageafhandeling voor deze passagiers plaats.

2.6.

Belanghebbende verrichtte gedurende zijn stationering in Italië zowel binnenlandse vluchten als internationale vluchten.

2.7.

Belanghebbende ontvangt instructies ten aanzien van verlof, ziekmelding, werktijden, werkplanning en overige instructies van managers van de “Italian branch” van [de luchtvaartmaatschappij] .

2.8.

Het loon van belanghebbende wordt betaald vanaf een Italiaanse bankrekening van [de luchtvaartmaatschappij] .

2.9.

In de boekhouding van [de luchtvaartmaatschappij] is een aparte administratie opgenomen van opbrengsten en kosten, waaronder personeelskosten, die toerekenbaar zijn aan de “Italian branch”.

2.10.

De “Italian branch” is in Italië onderworpen aan de winstbelasting voor (winst ter zake van) binnenlandse vluchten in Italië.

2.11.

Op 1 juni 2014 trad belanghebbende in dienst van [B] . Sindsdien is belanghebbende gestationeerd op de luchthaven [luchthaven] in [plaats 2] (Verenigd Koninkrijk).

3 Het belastingverdrag tussen Nederland en Italië

In de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het vermogen, met Protocol (Trb. 1990, 86) (hierna ook: het Verdrag) is onder andere het volgende bepaald:

“Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een van de Staten of van beide Staten.

Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is

(…)

3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn in het bijzonder:

a. in het geval van Nederland:

- de inkomstenbelasting;

(…)

b. in het geval van Italië:

l’imposta sul reddio delle persone fisiche (de inkomstenbelasting voor natuurlijke personen);

(…)

Artikel 3 Algemene begripsbepalingen

1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij de context anders vereist:

(…)

b. betekent de uitdrukking „Nederland” het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, en het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, waarop het Koninkrijk der Nederlanden, in overeenstemming met het internationale recht, soevereine rechten heeft;

c. betekent de uitdrukking „Italië” de Italiaanse Republiek, en omvat deze mede de gebieden buiten de territoriale wateren van Italië die, overeenkomstig het internationale gewoonterecht en de Italiaanse wetgeving met betrekking tot de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen, kunnen worden beschouwd als gebieden waarbinnen de Italiaanse soevereine rechten met betrekking tot de natuurlijke rijkdommen van de zeebodem en de ondergrond daarvan kunnen worden uitgeoefend;

d. omvat de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

e. betekent de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt beschouwd;

f. betekenen de uitdrukkingen „onderneming van een van de Staten” en „onderneming van de andere Staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een van de Staten en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Staat;

g. betekent de uitdrukking „internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of een luchtvaartuig geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van de werkelijke leiding in een van de Staten is gelegen, behalve wanneer het schip of luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in de andere Staat zijn gelegen;

(…)

2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door elk van de Staten heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens het recht van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.

Artikel 4 Woonplaats

1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „inwoner van een van de Staten” iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in die Staat slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die Staat of van vermogen dat in die Staat is gelegen.

Artikel 5 Vaste inrichting

1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting waarin de werkzaamheden van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

(…)

Artikel 7 Winst uit onderneming

1. De voordelen van een onderneming van een van de Staten zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.

(…)

Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart

1. Voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

(…)

Artikel 15 Niet-zelfstandige arbeid

1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast.

2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning verkregen door een inwoner van een van de Staten ter zake van een in de andere Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien:

a. de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het desbetreffende belastingjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en

b. de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en

c. de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting die, of van een vast middelpunt dat de werkgever in de andere Staat heeft.

3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning genoten door een inwoner van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, slechts in die Staat belastbaar.

4 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

5 Gronden