Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1720, 18/00152

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-05-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1720, 18/00152

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 mei 2019
Datum publicatie
20 september 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:1720
Formele relaties
Zaaknummer
18/00152

Inhoudsindicatie

MRB. Unierecht is niet van toepassing. Geen schending hoorplicht. Geen recht op rentevergoeding over terugbetaalde belasting en boete. Wel recht op rentevergoeding over griffierecht op grond van HR 21 december 2018, nr. 17/04504, ECLI:NL:HR:2018:2358. Geen vergoeding werkelijke proceskosten.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00152

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 16 februari 2018, nummer BRE 16/8128, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te melden aanslag en beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) opgelegd ten bedrage van € 428. Tevens is daarbij bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 428. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij, in één geschrift verenigde, uitspraken het bezwaar ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar alsmede de naheffingsaanslag en boetebeschikking vernietigd, de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende veroordeeld tot een bedrag van € 1.002 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 334 aan deze vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 22 maart 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, [gemachtigde] , adviseur te [plaats] , als gemachtigde van belanghebbende (hierna: de gemachtigde), vergezeld door [A] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur] .

1.5.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en, door tussenkomst van de griffier, aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Op 7 februari 2016 behoorde de auto met kenteken [kenteken] tot de bedrijfsvoorraad van belanghebbende. Op die datum is geconstateerd dat met een auto met het kenteken [kenteken] gebruik van de weg is gemaakt.

2.2.

Op 23 mei 2016 bericht de Inspecteur aan belanghebbende voornemens te zijn ter zake een naheffingsaanslag met 100% boete op te leggen. Op 17 juni 2016 wordt de naheffingsaanslag en boetebeschikking opgelegd.

2.3.

Belanghebbende maakt op 11 juli 2016 bezwaar tegen de naheffingsaanslag en boetebeschikking. Volgens belanghebbende stond de auto met het betreffende kenteken ten tijde van de constatering in de showroom en zal de auto die op de weg is gesignaleerd voorzien zijn geweest van valse kentekenplaten. Het bezwaarschrift is niet ingediend door een professionele rechtsbijstandverlener, maar door belanghebbende zelf (diens bestuurder). In het bezwaarschrift wordt niet verzocht om te worden gehoord.

2.4.

Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft de Inspecteur een ontvangstbevestiging gestuurd, waarin belanghebbende de gelegenheid wordt geboden te worden gehoord.

2.5.

De Inspecteur doet met dagtekening 9 september 2016, in één geschrift verenigde, uitspraken op bezwaar, waarbij de naheffingsaanslag en boete worden gehandhaafd. Belanghebbende heeft de uitspraken op bezwaar op 7 september 2016 ontvangen.

2.6.

Op 8 september 2016 doet belanghebbende aangifte bij de politie van valse kentekenplaten.

2.7.

Op 12 oktober 2016 stelt de gemachtigde namens belanghebbende beroep in bij de Rechtbank tegen de uitspraken op bezwaar.

2.8.

Naar aanleiding van het in het proces-verbaal van aangifte opgenomen informatie, deelt de Inspecteur op 13 januari 2017 mee alsnog aanleiding te zien de naheffingsaanslag en boete te vernietigen.

2.9.

De Rechtbank heeft vervolgens het beroep gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd, de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende veroordeeld ten bedrage van € 1.002 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 334 aan deze vergoedt.

2.10.

De Inspecteur heeft de als gevolg van de uitspraak van de Rb terug te geven belasting, boete en griffierecht op 26 maart 2018 aan belanghebbende uitbetaald en de proceskosten op 27 maart 2018.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen

1. Is het Unierecht van toepassing?

2. Is de hoorplicht in de bezwaarfase geschonden?

3. Is het door de griffiers van de Rechtbank en het Hof geheven griffierecht te hoog?

4. Heeft belanghebbende recht op een rentevergoeding over de terugbetaalde belasting en boete?

5. Heeft belanghebbende recht op een rentevergoeding over het terug te geven griffierecht?

6. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijke kosten van bezwaar en werkelijke proceskosten?

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend. De Inspecteur is de tegengestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, terugwijzing naar de Inspecteur, teruggave van het betaalde griffierecht met rente en vergoeding van de werkelijke proceskosten. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Gronden

5 Beslissing