Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-06-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2137, 18/00492

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-06-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2137, 18/00492

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 juni 2019
Datum publicatie
18 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:2137
Formele relaties
Zaaknummer
18/00492

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Bron van inkomen. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00492

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 1 augustus 2018, nummer BRE 17/1979 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.985. Gelijktijdig met de aanslag heeft de Inspecteur een beschikking belastingrente afgegeven en wordt het bedrag van het verlies uit werk en woning bij beschikking geacht te zijn vastgesteld op nihil. De Inspecteur heeft, na het daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikkingen gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

De griffier heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 17 april 2019 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur, de heer [inspecteur] . Belanghebbende is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteert een eenmanszaak onder de naam [bedrijf] . Vanaf 2010 verkoopt belanghebbende verschillende soorten stalen magneetsieraden van [A] , waarmee ze vanaf 2011 omzet behaalt. Naast deze omzet ontvangt belanghebbende provisies over de verkopen van de door haar geworven distribiteurs.

2.2.

In de aangiftes inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft belanghebbende de volgende bedragen aangegeven als winst uit onderneming:

Jaar

Opbrengsten

Kosten

Saldo winst/verlies

2011

€ 1.420

€ 13.254

-/- € 11.834

2012

€ 4.546

€ 18.229

-/- € 13.683

2013

€ 4.231

€ 17.287

-/- € 13.056

2014

€ 3.479

€ 15.596

-/- € 12.117

2015

€ 3.298

€ 16.427

-/- € 13.129

2016

€ 2.286

€ 14.477

-/- € 12.191

2017

€ 3.298

€ 11.979

-/- € 8.681

2.3.

Belanghebbende heeft in 2014 een IVA-uitkering ontvangen van het UWV voor een bedrag van € 9.985.

2.4.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2014 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 9.173, bestaande uit de onder 2.3 vermelde uitkering van € 9.985 en een belastbare winst uit onderneming van -/- € 19.158. De belastbare winst uit onderneming bestaat uit de winst uit onderneming van -/- € 12.117 verminderd met de investeringsaftrek (€ 756), de ondernemersaftrek (€ 9.403) en vermeerderd met de MKB-winstvrijstelling (€ 3.118).

2.5.

De Inspecteur is bij het vaststellen van de aanslag afgeweken van de aangifte. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de activiteiten van [bedrijf] niet als bron van inkomen zijn aan te merken. De Inspecteur heeft de aanslag op 24 november 2016 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.985, waartegen belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar is afgewezen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het belastbaar inkomen uit werk en woning op een te hoog bedrag is vastgesteld.

Belanghebbende is van mening dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Voor dat wat hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vaststelling van de aanslag volgens de door haar gedane aangifte. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing