Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-06-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2190, 18/00011

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-06-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2190, 18/00011

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 juni 2019
Datum publicatie
18 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:2190
Zaaknummer
18/00011

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Aftrek specifieke zorgkosten. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de zorgkosten op belanghebbende drukken.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige belastingkamer

Kenmerk: 18/00011

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 november 2017, nummer BRE 16/3613 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.601 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.721 (hierna: de aanslag). Daarbij is bij beschikking een bedrag van € 87 aan belastingrente in rekening gebracht. De aanslag en de beschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. Daarbij is de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.351 en is het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen niet veranderd. De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. Verder heeft de Rechtbank gelast dat de Inspecteur de proceskosten van € 175 en het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Bij brief van 6 april 2018, bij het Hof binnengekomen op 10 april 2018, heeft belanghebbende gereageerd op het verweerschrift. Die reactie is in afschrift verstrekt aan de Inspecteur.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 mei 2019 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn echtgenote [de vrouw] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd. Hij en zijn echtgenote waren in het onderhavige jaar voor ziektekosten aanvullend verzekerd en betaalden daarvoor in 2013 een premie van € 17,95 per persoon per maand. Door de zorgverzekeraar is op basis van die aanvullende zorgverzekering in het onderhavige jaar een bedrag van € 479 aan belanghebbende en € 904,20 aan zijn echtgenote vergoed, dus in totaal € 1.383,20 (hierna: de vergoede kosten).

2.2.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 gedaan waarbij rekening is gehouden met een aftrek van specifieke zorgkosten van € 4.981. De Inspecteur heeft, in afwijking van de aangifte, de aanslag vastgesteld zonder aftrek van specifieke zorgkosten.

2.3.

Belanghebbende heeft op 9 februari 2016 bezwaar gemaakt tegen de aanslag. De Inspecteur heeft in de uitspraak op bezwaar van 22 maart 2016 dit bezwaar afgewezen.

2.4.

Belanghebbende heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de aftrek specifieke zorgkosten vastgesteld op € 1.250.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft een antwoord op de vraag of de aftrekbare specifieke zorgkosten door de Rechtbank op een juist bedrag zijn vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of de kosten die vergoed zijn door de aanvullende verzekering als aftrekbare ziektekosten in aanmerking genomen moeten worden. Belanghebbende vindt van wel en daarom moet het belastbaar inkomen uit werk en woning volgens hem met € 1.383,20 worden verminderd. Als hij op dit punt geen gelijk krijgt dan stelt hij zich op het standpunt dat de premies van de aanvullende verzekering in aftrek gebracht moeten worden. De Inspecteur is van mening dat de uitspraak van de Rechtbank juist is en concludeert tot verwerping van het hoger beroep.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Gronden

5 Beslissing