Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2844, 18/00349
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2844, 18/00349
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 25 juli 2019
- Datum publicatie
- 28 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:2844
- Zaaknummer
- 18/00349
Inhoudsindicatie
Kosten die belanghebbende heeft gemaakt ten behoeve van het opstellen van het WOZ-taxatierapport komen voor vergoeding in aanmerking.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00349
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 31 mei 2018, met nummer SHE 17/366, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Meierijstad,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te melden beschikking en aanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking met dagtekening 27 oktober 2016 gegeven, waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] , [postcode] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per de waardepeildatum 1 januari 2015 is vastgesteld op een bedrag van € 1.221.000 (hierna: de beschikking). Tegelijkertijd met de beschikking is aan belanghebbende voor het jaar 2016 de aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) eigenaar, naar een grondslag van € 1.221.000, en de aanslag OZB gebruiker, naar een grondslag van € 908.000, (hierna: de aanslagen) opgelegd. De beschikking en de aanslagen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Heffingsambtenaar gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de waarde van de onroerende zaak voor het jaar 2016 vastgesteld op € 1.130.000, de aanslag dienovereenkomstig verminderd, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.265 en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan deze vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 mei 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigden, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , verbonden aan [kantoornaam] te [kantoorplaats] , alsmede namens de Heffingsambtenaar, [A] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft bij brief van 30 november 2016 bezwaar gemaakt tegen de hiervoor onder 1.1 genoemde beschikking en de aanslagen. In dit bezwaarschrift is opgenomen:
‘Ik verzoek u de proceskosten zoals gemaakt in deze bezwaarfase te vergoeden conform artikel 7:15Awb en het besluit proceskosten bestuursrecht. Graag willen wij gehoord worden zoals bepaald in de Algemene Wet Bestuursrecht’.
Belanghebbende heeft bij brief van 9 december 2016 het bezwaarschrift van 30 november 2016 aangevuld. In deze aanvulling is opgenomen:
‘Het onderhavige object is gewaardeerd middels de landelijke agrarische taxatiewijzers en dit betreft een complexere waardering dan van één woning of één courante niet-woning, derhalve ben ik van mening dat de wegingsfactor 1,5 dient te bedragen in deze procedure.
Specificatie proceskosten (tot op heden):
1 |
Indienen bezwaarschrift 1 punt wegingsfactor 1,5 |
€ |
369,00 |
2 |
Taxatierapport (incl. BTW) |
€ |
n.v.t. |
3 |
Kadastrale uittreksels |
€ |
14.00 |
Belanghebbende heeft op 20 december 2016 zijn taxatierapport ter aanvulling van het bezwaarschrift aan de Heffingsambtenaar verzonden, welk rapport door de Heffingsambtenaar is ontvangen, en genoemd is in zijn uitspraak op bezwaar.
De Rechtbank heeft de in de bewaarfase gemaakte proceskosten vastgesteld op € 263 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 249 en € 14 voor kadasterkosten).
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil in hoger beroep betreft het antwoord op de vraag of de kosten die belanghebbende heeft gemaakt ten behoeve van het opstellen van het taxatierapport aan hem vergoed dienen te worden als kosten van bezwaar.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof bergijpt, tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank doch enkel voor wat betreft de beslissing omtrent de vergoeding van de kosten van bezwaar, en tot veroordeling van de Heffingsambtenaar in de kosten van bezwaar, vastgesteld op een bedrag van, in totaal, € 582,60 en de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van belanghebbende. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.