Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2845, 18/00413
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-07-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2845, 18/00413
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 25 juli 2019
- Datum publicatie
- 28 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:2845
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2018:3149, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 18/00413
Inhoudsindicatie
WOZ en OZB 2017 van een bedrijfsobject in Budel (kantoorpand met werkplaats en verkoopruimte, uit 1956, gerenoveerd in 1998). De waarde per 1-1-2016 is vastgesteld op € 136.000. Belanghebbende bepleit een waarde van € 103.000.
Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en verklaart het hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00413
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 27 juni 2018, nummer SHE 17/3150 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Cranendonck,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te vermelden aanslag en beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2017, vervat in een op die datum gedagtekend aanslagbiljet, op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats 1] (het bedrijfsobject), per waardepeildatum 1 januari 2016, voor het kalenderjaar 2017, vastgesteld op € 136.000. In dit geschrift is tevens de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het kalenderjaar 2017 bekendgemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 12 oktober 2017 (de bestreden uitspraken) heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 27 juni 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [A] en [B] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is eigenaar van het bedrijfsobject, zijnde een kantoorpand met een werkplaats en verkoopruimte, uit 1956, gerenoveerd in 1998. Het bedrijfsobject, gelegen in [plaats 1] , buiten het centrum aan een doorgaande weg, heeft een bruto vloeroppervlakte van in totaal 429 m2. Het bedrijfsobject bevat een verkoopruimte van 79 m2, een kantoor van 81 m2 en een werkplaats van 269 m2.
De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde een waardematrix overgelegd die op 29 maart 2018 is opgemaakt door [taxateur] (gecertificeerd WOZ-taxateur). In deze matrix is aan de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2015 een waarde in het economisch verkeer van € 142.150 toegekend. Naast gegevens over de onroerende zaak, bevat het rapport gegevens over een viertal andere objecten. Dit zijn de objecten [adres 2] te [plaats 1] , [adres 3] te [plaats 2] , [adres 4] te [plaats 2] en [adres 5] te [plaats 1] .
[adres 2] is als objectsoort kantoor aangemerkt. Dit pand is gebouwd in 1997, met kantoorruimten van 177 m2 en 145 m2, alsmede 92 m2 opslag/magazijnruimte. Dit object is op [datum 1] 2016 verkocht voor € 305.000.
Het object [adres 3] is als objectsoort kantoor aangemerkt. Het pand is gebouwd in 1976, gerenoveerd in 1997 en heeft een kantine van 24 m2, een sanitaire ruimte van 10 m2 en een kantoor van 238 m2. Dit object is op [datum 2] 2015 verkocht voor € 175.000.
Het object [adres 4] is als objectsoort werkplaats/kantoor aangemerkt. Het pand is gebouwd in 1998 en heeft een kantoor van 54 m2, een kantine van 18 m2, een opslag/magazijnruimte van 15 m2 en een werkplaats van 165 m2. Dit object is op [datum 3] 2015 verkocht voor € 150.000.
Het object [adres 5] is als objectsoort kantoor aangemerkt. Het pand is in 1979 gebouwd en in 1998 gerenoveerd en heeft een entree/garderobe van 10 m2, een kantoor van 185 m2 en een sanitaire ruimte van 4 m2. Dit object is op [datum 4] 2016 verkocht voor € 129.000.
In de waardematrix staan huurwaardes per m2 vermeldt, waarbij voor kantoorruimte, sanitaire ruimte, kantine en entree/garderobe is uitgegaan van € 49 per m2 (met toepassing van een correctie indien het gaat om een extra bouwlaag) en voor werkplaatsen en opslag/magazijnruimte van € 25 per m2.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de waarde van het bedrijfsobject op de waardepeildatum 1 januari 2016 op het juiste bedrag, althans niet te hoog, is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Heffingsambtenaar bevestigend.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede wat hier ter zitting aan is toegevoegd.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, vaststelling van de WOZ-waarde op € 103.000 en veroordeling van de Heffingsambtenaar in de (proces)kosten. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.