Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3013, 18/00410 en 18/00411

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3013, 18/00410 en 18/00411

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 augustus 2019
Datum publicatie
30 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:3013
Zaaknummer
18/00410 en 18/00411

Inhoudsindicatie

Het hoger beroep tegen de voorlopige aanslag zuiveringsheffing/verontreinigingsheffing bedrijfsruimte wordt niet-ontvankelijk verklaard. Deze aanslag is door de Rechtbank vernietigd. Belanghebbende kan door zijn hoger beroep niet in een betere positie komen.

Belanghebbendes grieven tegen het gebruik van vervuilingseenheden als maatstaf van heffing worden verworpen. Het Hof is niet bevoegd om een oordeel te geven over de redelijkheid van de in de wet- en regelgeving gehanteerde maatstaf voor het bepalen van de vervuiling. Het Hof toetst wel of de aanslag is opgelegd in overeenstemming met de toepasselijke wet- en regelgeving en dat is hier het geval.

De Heffingsambtenaar is bevoegd om gegevens over het waterverbruik op te vragen bij het waterleidingbedrijf.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00410 en 18/00411

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 6 juli 2018, nummers BRE 16/8512 en 16/8514, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde aanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een voorlopige aanslag zuiveringsheffing/verontreinigingsheffing bedrijfsruimte voor [adres] te [woonplaats] opgelegd van € 390,04 (hierna: de voorlopige aanslag).

1.1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag verontreinigingsheffing woningen voor [adres] te [woonplaats] opgelegd van € 167,16 (hierna: de aanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag en de aanslag. De Heffingsambtenaar heeft op 3 oktober 2016 respectievelijk 7 oktober 2016 uitspraak op bezwaar gedaan en hierbij de voorlopige aanslag respectievelijk de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft in de zaak over de voorlopige aanslag (kenmerk Rechtbank: BRE 16/8512) het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de voorlopige aanslag vernietigd en gelast dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

De Rechtbank heeft in de zaak over de aanslag (kenmerk Rechtbank: BRE 16/8514) het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De zaak over de voorlopige aanslag heeft als kenmerk 18/00410 en de zaak over de aanslag heeft als kenmerk 18/00411. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Heffingsambtenaar heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: AWB) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 11 juli 2019 te ‘s-Hertogenbosch.

Partijen zijn met kennisgeving van verhindering niet verschenen.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van het perceel gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Op het perceel bevinden zich (los van elkaar) een gebouw waarin een dierenpension is gevestigd, een gebouw waarin een dierenartspraktijk is gevestigd, en de woning van belanghebbende en zijn echtgenote. In 2016 werd het dierenpension gebruikt door [A] en de dierenartspraktijk door [de zoon] , de zoon van belanghebbende. Alle objecten zijn aangesloten op één watermeter. Het afvalwater van het perceel wordt (via een septic tank) geloosd op oppervlaktewater dat in beheer is bij het Waterschap Scheldestromen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de voorlopige aanslag en de aanslag terecht en naar het juiste bedrag zijn opgelegd.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is van mening dat de voorlopige aanslag ten onrechte is opgelegd en dat de aanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging dan wel vermindering van de voorlopige aanslag en de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing