Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3089, 18/00666 tot en met 18/00670

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3089, 18/00666 tot en met 18/00670

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
15 augustus 2019
Datum publicatie
9 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:3089
Zaaknummer
18/00666 tot en met 18/00670

Inhoudsindicatie

Het geschil tussen partijen gaat over de vraag of belanghebbende inwoner is van Nederland en/of Roemenië en wat de gevolgen van de beslissing daarover zijn voor de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 tot en met 2015.

Het Hof is van oordeel dat belanghebbende volgens de Nederlandse wetgeving inwoner is van Nederland, maar ook volgens de Roemeense wetgeving inwoner is van Roemenië. Er is sprake van een dubbel inwonerschap.

Het Hof is in deze zaak van oordeel dat de persoonlijke en economische betrekkingen met Roemenië het nauwst zijn en baseert dit op het huwelijk met de Roemeense echtgenote en het feit dat belanghebbende veel meer dagen in Roemenië verblijft dan in Nederland.

Dit betekent dat de Inspecteur slechts belasting mag heffen over de in Nederland gelegen woning (box 3) en dat de overige inkomsten in Roemenië mogen worden belast.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00666 tot en met 18/00670

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] (Roemenië),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 9 oktober 2018, nummers BRE 17/3757 tot en met 17/3761, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst

hierna: de Inspecteur,

betreffende het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 tot en met 2015.

Het geschil tussen partijen gaat over de vraag of belanghebbende inwoner is van Nederland en/of Roemenië en wat de gevolgen van de beslissing daarover zijn voor de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 tot en met 2015.

Het Hof is van oordeel dat belanghebbende volgens de Nederlandse wetgeving inwoner is van Nederland, maar ook volgens de Roemeense wetgeving inwoner is van Roemenië. Er is sprake van een dubbel inwonerschap.

Dit betekent dat belanghebbende volgens de Nederlandse wetgeving binnenlands belastingplichtig is en - in beginsel -voor zijn totale inkomen in de belastingheffing mag worden betrokken. Vervolgens moet worden bezien wat de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en Roemenië betekent voor de belastingheffing. Daarvoor is eerst nodig om te bepalen in welk land belanghebbende voor de toepassing van het belastingverdrag inwoner is. Artikel 4 van het belastingverdrag geeft daarvoor regels. Omdat in beide landen sprake is van een duurzaam tehuis, moet eerst worden beoordeeld waar de persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn. Indien dat geen doorslag geeft, moet worden gekeken naar het land waar iemand gewoonlijk verblijft en als dat ook geen doorslag geeft dan wordt het inwonerschap uiteindelijk bepaald door het antwoord op de vraag van welk land iemand onderdaan is.

Het Hof is in deze zaak van oordeel dat de persoonlijke en economische betrekkingen met Roemenië het nauwst zijn en baseert dit op het huwelijk met de Roemeense echtgenote en het feit dat belanghebbende veel meer dagen in Roemenië verblijft dan in Nederland.

Dit betekent dat de Inspecteur slechts belasting mag heffen over de in Nederland gelegen woning (box 3) en dat de overige inkomsten in Roemenië mogen worden belast.

Dit oordeel wordt hierna nader toegelicht.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2011 tot en met 2015 de volgende aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd overeenkomstig de ingediende aangiften:

Jaar

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Dagtekening

2011

€ 65.254

09-08-2013

2012

€ 71.419

18-10-2013

2013

€ 99.458

11-02-2015

2014

€ 95.507

04-09-2015

2015

€ 88.540

23-09-2016

1.2.

Belanghebbende heeft op 29 december 2016, aangevuld bij brief van 13 februari 2017, verzocht om ambtshalve vermindering van deze aanslagen. De Inspecteur heeft bij beschikking van 22 februari 2017 dit verzoek afgewezen. Belanghebbende is tegen deze beschikking in bezwaar gekomen. Bij uitspraak van 4 mei 2017 heeft de Inspecteur dit bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft in de zaak met kenmerk BRE 17/3757 van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De griffier heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 12 juli 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Op deze zitting zijn verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij stond tot [datum] 2016 in Nederland in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres [adres] in [plaats] . Belanghebbende is sinds 1995 eigenaar en enige gebruiker van deze woning. Belanghebbende hield in de onderhavige jaren in Nederland een vijftal bankrekeningen aan. De auto van belanghebbende stond in Nederland ingeschreven. Belanghebbende betaalde in Nederland motorrijtuigenbelasting en de auto was in Nederland verzekerd. Een groot deel van de familie en vrienden van belanghebbende woonde in deze jaren in de regio [plaats] . Belanghebbende werkte in deze jaren voor een Nederlandse werkgever aan boord van een schip onder Nederlandse vlag (hierna: het schip). Keuringen, cursussen en trainingen voor zijn werk vonden in Nederland plaats. Belanghebbende was in Nederland sociaal verzekerd en had hier twee kapitaalverzekeringen en een lijfrenteverzekering.

2.2.

Belanghebbende is in 2004 gehuwd. Zijn vrouw heeft de Roemeense nationaliteit en heeft in Roemenië een eigen woning, die deels eigendom van en gefinancierd is door belanghebbende. Ook zij werkte in het verleden aan boord van het schip, maar niet meer in de jaren waar het hier om gaat.

2.3.

Belanghebbende heeft bij brief van 2 juli 2019 afschriften verstrekt van het monsterboekje waarin de aanvang en de beëindiging van de diensten aan boord van de schepen waarop belanghebbende heeft gewerkt, zijn vermeld. Tevens heeft belanghebbende - deels gewitte - afschriften van zijn RaboTotaalrekening overgelegd, waaruit kan worden afgeleid waar en op welke dagen en tijdstippen door belanghebbende respectievelijk zijn echtgenote gebruik is gemaakt van de pinpassen die behoren bij deze bankrekening. Voorts zijn excel-overzichten verstrekt waarop is aangegeven op welke dagen en in welke landen door belanghebbende en zijn echtgenote gebruik is gemaakt van de pinpassen.

2.4.

Uit informatie van de Roemeense belastingdienst blijkt dat belanghebbende in deze jaren geen fiscaal inwoner van Roemenië was. Ook blijkt hieruit dat met de Roemeense bankrekening van belanghebbende geen transacties zijn verricht.

2.5.

Belanghebbende heeft voor de jaren 2011 tot en met 2015 als binnenlands belastingplichtige aangiften inkomstenbelasting gedaan. Deze aangiften zijn door de Inspecteur gevolgd. Vervolgens heeft belanghebbende verzocht om ambtshalve verminderingen van de aanslagen, omdat hij meent niet in Nederland maar in Roemenië te wonen. De Inspecteur heeft - oordelend dat de woonplaats van belanghebbende niet is gewijzigd - de verzoeken, ook na bezwaar, afgewezen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is het hoger beroep tijdig ingediend

II. Is belanghebbende volgens de Nederlandse wet inwoner van Nederland?

III. Zo ja, is belanghebbende volgens het Roemeense recht ook inwoner van Roemenië?

IV. Is het heffingsrecht over de verschillende door belanghebbende genoten inkomsten op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en Roemenië (hierna: het Verdrag) toegewezen aan Nederland dan wel Roemenië?

Belanghebbende is van mening dat de eerste en derde vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend moeten worden beantwoord en dat - afgezien van de heffing over de inkomsten uit de woning in Nederland - het heffingsrecht is toegewezen aan Roemenië. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur en tot vermindering van de aanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing