Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3248, 18/00330 en 18/00331
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3248, 18/00330 en 18/00331
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2019
- Datum publicatie
- 5 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:3248
- Zaaknummer
- 18/00330 en 18/00331
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft zijn bezwaarschrift te laat ingediend. Hij maakt bezwaar nadat hij aanmaningen heeft ontvangen. In geschil is of de aanslagen op de juiste wijze zijn bekendgemaakt en of belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar. Het Hof oordeelt dat belanghebbende verschoonbaar te laat was.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00330 en 18/00331
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats 1] , Zuid-Afrika,
domicilie gekozen te [plaats 2] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 mei 2018, nummers BRE 17/2211 en 17/2212 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslagen en de beschikkingen belastingrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.000 en uit sparen en beleggen van € 9.074, en bij beschikking een boete van € 369 en belastingrente van € 1.595.
Verder is aan belanghebbende een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) over 2013 opgelegd van € 2.429, en bij beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 234. De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de aanslagen, de boetebeschikking en de beschikkingen belastingrente bij uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
De Rechtbank heeft het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2013 voor zover het de boetebeschikking betreft gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover het de boete betreft, de boetebeschikking vernietigd en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het beroep tegen de aanslag Zvw 2013 en de daarmee samenhangende beschikking belastingrente ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.
De zitting heeft plaatsgehad op 25 juli 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Partijen zijn met kennisgeving van verhindering niet verschenen.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
De Inspecteur heeft met dagtekening 19 oktober 2016 ambtshalve de aanslag IB/PVV en de aanslag Zvw voor het jaar 2013 vastgesteld. Gelijktijdig heeft de Inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd voor het niet tijdig doen van aangifte IB/PVV over 2013, alsmede in beide genoemde aanslagen belastingrente in rekening gebracht. Uit de adressering op de aanslagen volgt dat de aanslagen, boetebeschikking en beschikkingen belastingrente zijn verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven domicilieadres aan de [adres] , [postcode] [plaats 2] .
Tegen deze aanslagen en beschikkingen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is op 23 december 2016 door de Inspecteur ontvangen. Bij uitspraken op bezwaar van 1 maart 2017 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Zijn de aanslagen IB/PVV en Zvw 2013, de boetebeschikking en de beschikkingen belastingrente (hierna: de beschikkingen) op de juiste wijze bekendgemaakt?
II. Is belanghebbende ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de aanslagen en de beschikkingen?
Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot ontvankelijkheid in bezwaar. De Inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkheid in bezwaar.