Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3251, 18/00484 en 18/00485
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-08-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3251, 18/00484 en 18/00485
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2019
- Datum publicatie
- 5 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:3251
- Zaaknummer
- 18/00484 en 18/00485
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase verzocht om telefonisch te worden gehoord. De Inspecteur heeft meerdere keren vergeefs getracht telefonisch contact met de gemachtigde van belanghebbende te krijgen. Toen dat niet lukte heeft hij uitspraak op bezwaar gedaan zonder belanghebbende te horen. In geschil is of de Inspecteur de hoorplicht heeft geschonden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 18/00484 en 18/00485
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
verblijfplaats onbekend,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 13 juli 2018, nummers BRE 17/279 en 17/280, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden aanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.000 (hierna: aanslag 1), en een boete van € 4.920 (hierna: de verzuimboete). Aan belanghebbende is tevens een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (hierna: IAZVW) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 25.000 (hierna: aanslag 2). Ter zake van aanslag 1 en 2 is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, het belastbaar inkomen uit werk en woning respectievelijk bijdrage-inkomen verminderd, de belastingrente dienovereenkomstig verlaagd en de verzuimboete verminderd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier voorlopig geoordeeld dat belanghebbende voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht en heeft hij vooralsnog afgezien van het heffen van griffierecht. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.
De zitting heeft plaatsgehad op 25 juli 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Daar is toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur, [inspecteur] .
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 15 mei 2019 aan de gemachtigde van belanghebbende - de heer [gemachtigde] van [kantoornaam] B.V. - op het postadres Postbus [nummer] te [postcode] te [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om ter zitting te verschijnen. Belanghebbende en diens gemachtigde zijn zonder kennisgeving aan het Hof niet ter zitting verschenen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 21 mei 2019 op of omstreeks 14:41 uur in ontvangst is genomen door een persoon die zich aan de postbezorger heeft voorgesteld met de naam ‘ [gemachtigde] ’, is het Hof van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen tijdig, op de juiste wijze en op het juiste adres is aangeboden. Het Hof heeft na ommekomst van het initieel bepaalde aanvangstijdstip van de zitting nog een aantal minuten gewacht met de daadwerkelijke aanvang en de griffier heeft vlak voor aanvang van de zitting telefonisch contact gezocht met de gemachtigde. Op het door de gemachtigde verstrekte telefoonnummer kreeg de griffier geen gehoor.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Na het sluiten van de zitting is op 26 juli 2019 bij het Hof een faxbericht binnengekomen van de gemachtigde van belanghebbende waarin de gemachtigde aangeeft dat hij vergeten is het Hof te laten weten dat hij niet op zitting zou verschijnen.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende was gedurende het gehele jaar 2014 woonachtig in Nederland en tevens bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als eenmanszaakondernemer. Hij is door de Inspecteur ter zake van het kalenderjaar 2014 achtereenvolgens op 28 februari 2015 uitgenodigd, op 26 juni 2015 herinnerd en op 29 september 2015 aangemaand om aangifte te doen voor de heffing van IB/PVV. Belanghebbende heeft over 2014 geen aangifte IB/PVV ingediend. Over de jaren 2010 tot en met 2013 heeft belanghebbende evenmin aangiften IB/PVV ingediend.
De Inspecteur heeft ambtshalve - met dagtekening 10 augustus 2016 - over het jaar 2014 de aanslagen 1 en 2 vastgesteld. Bij het vaststellen van aanslag 1 heeft de Inspecteur wegens het niet doen van aangifte bij beschikking de verzuimboete vastgesteld.
Belanghebbende heeft tegen de aanslagen 1 en 2 afzonderlijk bezwaar aangetekend. Daarbij heeft hij gewezen op de over het jaar 2014 door belanghebbende ingediende aangiften omzetbelasting. Ook heeft belanghebbende in diens bezwaarschriften verzocht om telefonisch gehoord te worden en om een proceskostenvergoeding. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gedagtekend 6 december 2016 het belastbaar inkomen uit werk en woning (aanslag 1) en het bijdrage-inkomen (aanslag 2) verminderd tot nihil, de belastingrente ter zake van beide aanslagen dienovereenkomstig verminderd tot nihil en de verzuimboete verminderd tot € 344. Belanghebbendes verzoek tot toekenning van een proceskostenvergoeding heeft de Inspecteur afgewezen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is het antwoord op de volgende vragen in geschil:
I. Heeft de Inspecteur de hoorplicht geschonden?
II. Is de verzuimboete passend en geboden?
Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de verzuimboete – naar het Hof begrijpt tot € 49 - en tot toekenning van een (integrale) vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure en de proceskosten, aan de zijde van belanghebbende. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.