Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-09-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3306, 18/00397, 18/00398 en 18/00399
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-09-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3306, 18/00397, 18/00398 en 18/00399
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 september 2019
- Datum publicatie
- 21 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:3306
- Zaaknummer
- 18/00397, 18/00398 en 18/00399
Inhoudsindicatie
Belanghebbende, een BV, is belastingadviseur. In de aangiften loonheffing is een vergoeding voor een stagiair niet opgenomen. Verder is de bijtelling voor vrij wonen voor een werknemer voor een te laag bedrag opgenomen. In geschil zijn de hoogte van de bijtelling en de vraag of de Inspecteur terecht een vergrijpboete heeft opgelegd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 18/00397, 18/00398 en 18/00399
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst Zuidwest/kantoor Breda
hierna: de Inspecteur
en het incidenteel hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 7 juni 2018, nummers BRE 17/828, 17/829 en 17/830, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur,
inzake na te noemen naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen in de loonheffingen opgelegd:
- aanslagnummer [aanslagnummer] A.01.35.00 over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 ten bedrage van € 6.201 aan belasting, en bij beschikking een boete van € 1.549 en heffingsrente van € 421.
- aanslagnummer [aanslagnummer] A.01.45.00 over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 en 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 ten bedrage van € 5.874 en bij beschikking een bedrag van € 399 aan heffings- en belastingrente.
- aanslagnummer [aanslagnummer] A.01.55.00 over de periode 1 januari 2014 tot en met 30 januari 2015 ten bedrage van € 12.365 aan belasting, en bij beschikking een boete van € 717 en belastingrente van € 31.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij uitspraak op bezwaar, de naheffingsaanslag met nummer [aanslagnummer] A.01.35.00 verminderd naar € 5.578 aan loonheffing, de boetebeschikking verminderd tot € 1.394 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag met nummer [aanslagnummer] A.01.45.00 bij uitspraak op bezwaar verminderd naar € 273 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. De naheffingsaanslag met nummer [aanslagnummer] A.01.55.00 heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar verminderd naar € 10.585, de boetebeschikking heeft hij verminderd tot € 671. De belastingrente heeft hij dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333. De Rechtbank heeft de beroepen betreffende de vergrijpboeten gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de vergrijpboeten vernietigd, de vergrijpboeten vernietigd en de beroepen betreffende de naheffingsaanslagen en rentebeschikkingen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 20 juni 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [A] en, namens de Inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
In belanghebbende wordt het beroep van belastingadviseur uitgeoefend. In 2009 tot en met 2015 is [A] bestuurder van belanghebbende. Belanghebbende is inhoudingsplichtige voor de loonheffingen.
Het kantoor van belanghebbende is gevestigd op de [adres 1] in [vestigingsplaats] . Een van de werknemers van belanghebbende, [B] , woonde vanaf 1979 tot en met 30 juni 2013 in een woning op de [adres 2] in [vestigingsplaats] . Deze woning was tot 1 juli 2013 eigendom van [C BV] , een onderdeel van het concern waartoe ook belanghebbende hoort. De woning was voor een gedeelte, de begane grond en bovenste verdieping, bij belanghebbende in gebruik als archief. [B] had ongeveer 71 m2 op de eerste verdieping tot haar beschikking. [B] was van 2009 tot en met 2014 office manager bij belanghebbende.
Belanghebbende heeft op 30 juli 1998 het brutobedrag voor vrij wonen op de [adres 2] bepaald op € 680 per maand. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat [B] de kosten voor gas, water en elektriciteit voor haar rekening zou nemen (intermediaire kosten). Op dit bedrag is € 90 in mindering gebracht voor kosten van kleine reparaties. Dit heeft geleid tot een netto bedrag voor vrij wonen van € 590 per maand in 1998. In 2008 is het netto bedrag bijgesteld naar € 650 per maand. In 2011 heeft belanghebbende dit bedrag verhoogd naar € 660. Met ingang van 2012 heeft belanghebbende het bedrag van de bijtelling wegens vrij wonen gewijzigd naar € 328 per maand. Deze bedragen heeft belanghebbende in de aangiften loonheffing tot 1 juli 2013 opgenomen.
Na 1 juli 2013 had [B] de woning op de [adres 3] in [vestigingsplaats] tot haar beschikking. Zij beschikte in die woning over 91 m2 woonruimte en een schuur. Na 1 juli 2013 nam belanghebbende als bijtelling wegens vrij wonen ook het bedrag van € 328 per maand in de aangiften loonheffing in aanmerking.
De aangiften loonheffingen van belanghebbende vermelden tot en met de aangifte loonheffingen die op 3 juni 2010 is ingediend, als contactpersoon [D] . Vanaf 15 juli 2010 wordt [E] als contactpersoon genoemd.
In 2014 en 2015 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende gehouden. De controle ambtenaar heeft de aanvaarbaarheid van de aangiften loonheffingen van onder meer belanghebbende over de periode 2009 tot en met 2014 gecontroleerd. Hij heeft naar aanleiding van het boekenonderzoek een rapport van 13 maart 2015 opgemaakt. In dit rapport is het volgende opgenomen:
‘3.1 De salaris- en financiële administratie
De financiële- en de salarisadministratie wordt verzorgd door inhoudingsplichtige. De financiële administratie wordt geautomatiseerd verwerkt met behulp van het softwareprogramma Exact Online. De mutatiegegevens van de diverse inhoudingsplichtigen worden aangeleverd aan de heer [F] . De aangiften loonheffingen worden door de heer [F] gedaan.
De jaarstukken worden samengesteld door [G BV] Eindverantwoordelijk voor de salaris- en loonadministratie is de heer [A] . Deze is tevens één van de contactpersonen gedurende het onderzoek.
Contactpersonen
De belastingadviseur van inhoudingsplichtige is: Naam: [G BV] (…) De contactpersoon is de heer [H] .
Het boekenonderzoek heeft op het bedrijfsadres van inhoudingsplichtigen plaatsgevonden aan de [adres 1] , [postcode] te [vestigingsplaats] . Tijdens het onderzoek waren de heren [A] , [F] en [J] de contactpersonen.’
Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur aan belanghebbende de naheffingsaanslagen, die in geschil zijn, opgelegd. Daarbij heeft hij het volgende gecorrigeerd:
- het niet inhouden van loonheffing op een stagevergoeding;
- het zonder huurbetaling bewonen van de woning op de [adres 2] en later die op de [adres 3] door [B] (hierna: vrij wonen).
Tijdens de bezwaarfase hebben belanghebbende en de Inspecteur afgesproken dat rekening wordt gehouden met 50% van de jaarlijkse huurverhoging. Na bezwaar bedragen de correcties voor het vrij wonen:
Jaar |
Huurverhoging in % |
Huurwaarde per maand |
Loon in natura toegepast |
Verschil per maand |
Verschil per jaar, correctie |
Verschuldigde Loonheffing (52%) |
2009 |
2,8/2 |
€ 671 |
€ 650 |
€ 21 |
€ 252 |
€ 131 |
2010 |
1,6/2 |
€ 676 |
€ 650 |
€ 26 |
€ 312 |
€ 162 |
2011 |
1,8 /2 |
€ 682 |
€ 660 |
€ 22 |
€ 253 |
€ 132 |
2012 |
2,8/2 |
€ 692 |
€ 328 |
€ 364 |
€ 4.368 |
€ 2.271 |
2013 |
4,7/2 |
€ 708 |
€ 328 |
€ 380 |
€ 4.560 |
€ 2.372 |
In 2011 heeft belanghebbende een maand een bijtelling van € 670 toegepast en voor de overige elf maanden € 660. Belanghebbende heeft de verschuldigde loonheffing niet op de werknemers verhaald. De gebruteerde bedragen zijn in de naheffingsaanslag over 2015 meegenomen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft de Inspecteur terecht en tot de juiste hoogte een correctie toegepast omdat belanghebbende de woning op de [adres 2] en die op de [adres 3] aan [B] ter beschikking heeft gesteld?
II. Heeft de Inspecteur terecht vergrijpboeten aan belanghebbende opgelegd en zo ja, zijn deze passend en geboden?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken die van hen afkomstig zijn en waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor wat hieraan op de zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de naheffingsaanslagen en de boeten. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van de bij de Rechtbank ingestelde beroepen.