Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-09-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3475, 18/00635

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-09-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3475, 18/00635

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 september 2019
Datum publicatie
20 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:3475
Zaaknummer
18/00635

Inhoudsindicatie

Aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte naar het juiste bedrag opgelegd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00635

Uitspraak op het hoger beroep van

VOF [belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 20 september 2018, nummer BRE 16/8903, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten 2013, aanslagnummer [aanslagnummer] , opgelegd van € 940,94 (hierna: de aanslag). Na daartegen gemaakt bezwaar is de aanslag bij uitspraak op bezwaar verminderd tot € 785,84.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft in de onderhavige zaak geen griffierecht geheven gelet op de samenhang met andere beroepszaken van belanghebbende. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 15 augustus 2019 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende, [A] vergezeld door zijn echtgenote [AA] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar]

1.6.

De Heffingsambtenaar heeft tijdens deze zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende exploiteert op het adres [adres] in [vestigingsplaats] een

activiteitencomplex. Tussen partijen is niet in geschil dat in dit complex diverse

fitnessruimten en spreekkamers met douches voor de sporters, een zwembad met

douches voor zwemgasten en een loungeruimte met bar geëxploiteerd worden.

Belanghebbende heeft een aantal watermeters geplaatst maar de daarmee gemeten

hoeveelheden wenst hij niet in te brengen.

2.2.

De Heffingsambtenaar heeft de aanslag vastgesteld en berekend naar 18,2

vervuilingseenheden (hierna: ve) tegen een tarief van € 51,70, is € 940.94. Het aantal ve is als volgt vastgesteld:

m³ ingenomen water

Vervuilingseenheden per m³

Totaal ve

Klasse 1

250 m³

0,0010

0,25 ve

Klasse 4

750 m³

0,0039

2,92 ve

Klasse 8

655 m³

0.023

15,0 ve

Totaal

18,2 ve

Bij de aanslag is de eerder opgelegde voorlopige aanslag van € 1.189,10 verrekend. Deze voorlopige aanslag is gebaseerd op 23,0 ve, tegen een tarief van € 51,70. Bij de uitspraak

op bezwaar is de aanslag verder verminderd tot € 785,84. De Heffingsambtenaar is hierbij uitgegaan van 15,2 ve, omdat voor het verbruik van de woonruimte 3,0 v.e in mindering is gebracht.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag naar het juiste bedrag is vastgesteld.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot een aanslag waarbij het aantal vervuilingseenheden is bepaald door een toerekening van het waterverbruik aan klasse 1 en klasse 4. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing