Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3634, 19/00114

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3634, 19/00114

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
3 oktober 2019
Datum publicatie
22 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:3634
Zaaknummer
19/00114
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Voorlopige aanslagregeling wekt geen vertrouwen. Belanghebbende maakt betaling van rente op restschuld die overblijft na verkoop eigen woning niet aannemelijk. Geen aftrek op grond van art. 3.120a Wet IB 2001.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00114

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] (Frankrijk),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 25 januari 2019, nummer BRE 17/5338, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.019. Na daartegen gemaakt bezwaar is de aanslag bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De griffier heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 5 september 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Partijen hebben het Hof vooraf bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

2.1.

Belanghebbende heeft tot 5 september 2012 in zijn woning aan [adres] te [plaats 1] (hierna: de woning in [plaats 1] ) gewoond. Belanghebbende en zijn gezin zijn vervolgens ingetrokken bij zijn zoon in diens woning in [plaats 2] .

2.2.

In de aangifte IB/PVV 2013 heeft belanghebbende vermeld dat de woning in [plaats 1] op [verkoopdatum] 2013 voor een bedrag is verkocht dat € 52.500 lager was dan de hypotheekschuld die er op rustte.

2.3.

Belanghebbende heeft op [datum] 2014 een woning in [woonplaats] , Frankrijk (hierna: de woning in Frankrijk) gekocht. In de aangiften IB/PVV 2014 en 2015 heeft belanghebbende deze woning als eigen woning in aanmerking genomen.

2.4.

Belanghebbende is voor het jaar 2015 aangemerkt als binnenlands belastingplichtige. Belanghebbende heeft meerdere aangiften IB/PVV 2015 ingediend. In beroep heeft belanghebbende tevens (nieuw ingevulde) aangiften IB/PVV 2015 bijgevoegd. In deze aangiften zijn telkens een uitkering op grond van de Ziektewet aangegeven van € 36.316 en pensioenuitkeringen van in totaal € 14.174. Verder zijn in de aangiften bij de inkomsten uit eigen woning, naast de woning in Frankrijk, telkens restschulden in verband met de verkoop van de woning in [plaats 1] vermeld van € 21.968 bij ABN AMRO bank en van € 25.500 bij ING bank. In een aantal aangiften wordt tevens melding gemaakt van een restschuld bij [A] van € 8.775.

2.5.

De Inspecteur heeft bij brief van 30 juni 2016 belanghebbende verzocht om nadere informatie in verband met de in de aangifte vermelde aftrek van kosten van de eigen woning en de aftrek van zorgkosten. Belanghebbende heeft daarop niet gereageerd. In de periode juli 2016 tot en met oktober 2016 heeft wel diverse correspondentie plaatsgevonden in het kader van de aangifte IB/PVV 2014 over de inkomsten uit eigen woning en de aftrek van zorgkosten. Ook heeft belanghebbende op 16 november 2016 een gewijzigde aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 ingediend.

2.6.

Bij brief van 23 februari 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat hij voornemens is om in afwijking van de op 16 november 2016 ingediende verbeterde aangifte de aanslag IB/PVV 2015 op te leggen zonder rekening te houden met kosten uit eigen woning en aftrek van zorgkosten. Na overleg met belanghebbende heeft de Inspecteur alsnog een bedrag van € 471 als zorgkosten geaccepteerd. Nadat belanghebbende te kennen heeft gegeven dat hij geen gegevens van ABN AMRO bank en ING bank heeft gekregen, is met dagtekening 19 mei 2017 de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd.

2.7.

Vanaf 4 oktober 2016 zijn belanghebbende en zijn echtgenote ingeschreven op het adres van zijn woning in [woonplaats] (Frankrijk).

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?

II. Heeft belanghebbende recht op aftrek van kosten van de eigen woning?

III. Heeft belanghebbende recht op aftrek van zorgkosten?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Niet in geschil is dat belanghebbende voor het belastingjaar 2015 aangemerkt dient te worden als binnenlands belastingplichtige.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.889. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing