Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3767, 18/00568
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3767, 18/00568
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 10 oktober 2019
- Datum publicatie
- 26 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:3767
- Zaaknummer
- 18/00568
Inhoudsindicatie
WOZ waarde varkenshouderij. Het Hof oordeelt dat de ‘Taxatiewijzer en kengetallen Deel 20B Agrarische gebouwen’ in dit geval geen bruikbaar hulpmiddel is om de WOZ-waarde vast te stellen. De ter plaatse geldende bestemming van de onroerende zaak is agrarisch en zal dat ook na bestemmingsplanwijziging blijven, maar de uitoefening van een varkenshouderij is niet realistisch en het is ongewis welke alternatieve agrarische aanwending mogelijk en realistisch is. Het Hof stelt de waarde in goede justitie vast.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00568
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 30 augustus 2018, nummer ROE 17/2639 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg
hierna: de Heffingsambtenaar,
over de hierna vermelde beschikking en aanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft met dagtekening 28 februari 2017 bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2016 vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 op € 467.000. Tegelijkertijd zijn aan belanghebbende aanslagen in de onroerende-zaakbelasting over het jaar 2017 opgelegd (hierna: de aanslagen), welke aanslagen met de beschikking in één geschrift zijn verenigd.
Nadat belanghebbende tegen de in 1.1 bedoelde beschikking bezwaar heeft gemaakt, heeft de Heffingsambtenaar, bij uitspraak van 10 juli 2017, de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Voor dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Voor dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 30 augustus 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [taxateur] , taxateur.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende was op 1 januari 2016 eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een agrarisch bedrijf, varkenshouderij, met bedrijfswoning. De oppervlakte van het perceel is 6.451 m². Op het perceel bevinden zich onder meer varkensstallen uit 1980 en 1986, een woning uit 2005 met een inhoud van 665 m³, met aanbouw en kelder en een werktuigenberging/stenen open wagenloods uit 1990. De totale oppervlakte van de stallen tezamen is 1280 m².
Op waardepeildatum 1 januari 2016 en toestandsdatum 1 januari 2017 was ter plaatse van kracht het bestemmingsplan ‘Buitengebied reparatie en veegplan Leudal 2016’ en had de onroerende zaak de bestemming ‘Agrarisch, intensieve veehouderij’.
Op 1 januari 2017 waren de bedrijfsopstallen als zodanig in gebruik ten behoeve van de varkenshouderij. De onroerende zaak is aangemeld voor de zogenaamde stoppersregeling. Deze regeling bood ondernemers - met name uit de varkens- en pluimveehouderij - de mogelijkheid om bestaande stallen (onder voorwaarden) enkele jaren later te voorzien van emissiearme stalsystemen om zo aan het Besluit huisvesting (sinds 1 augustus 2015 ‘Besluit emissie arme huisvesting’) te kunnen voldoen.
Ondernemers die hun bedrijf voor deze gedoogregeling hebben aangemeld, dienen of per 1 januari 2020 alsnog te voldoen aan de eisen van een emissiearm stalsysteem, of daadwerkelijk gestopt te zijn met het houden van dieren. Bij ondernemers die in 2020 nog dieren willen houden, moet de milieuvergunning/melding aangepast zijn.
Tot de gedingstukken behoort een taxatierapport van 15 maart 2018 dat in opdracht van de Heffingsambtenaar is opgemaakt door [taxateur] , taxateur. Omdat de onroerende zaak is aangemeld voor de stoppersregeling heeft taxateur [taxateur] geconcludeerd dat de optimale aanwending niet is gelegen in de varkenshouderij. Daarom heeft hij niet getaxeerd met behulp van de aparte instructie die in de landelijke ‘Taxatiewijzer en kengetallen Deel 20B Agrarische gebouwen’ (hierna: de taxatiewijzer) is opgenomen voor varkensbedrijven met meer dan 1000 m² varkensstallen. Taxateur [taxateur] heeft de onroerende zaak als vrijstaande (bedrijfs)woning getaxeerd op een bedrag van € 557.000, daarbij gebruikmakend van de kengetallen uit de taxatiewijzer. Het taxatierapport bevat de volgende opstelling:
En ten aanzien van de waarde van de grond bevat het taxatierapport de volgende opstelling:
Tot de gedingstukken behoort een taxatierapport van 4 september 2017 van [A] in opdracht van belanghebbende opgemaakt.
In dit rapport taxeert [A] de onroerende zaak op € 320.000. In het rapport is vermeld dat volledig is aangesloten bij de taxatiewijzer. Verder is het rapport voorzien van foto’s van de onroerende zaak. Getaxeerd is aan de hand van de regels in bijlage 4 van de taxatiewijzer die specifiek gelden voor varkenshouderijen. Daarbij wordt de totale oppervlakte van de varkensstallen (1280 m²) vermenigvuldigd met een eenheidsprijs van - in dit geval - € 250 per m², hetgeen tot een waarde leidt van € 320.000.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is evenals in eerste aanleg in geschil of de voor de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2016 vastgestelde WOZ‑waarde van € 467.000 niet te hoog is.
De Heffingsambtenaar is van mening dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan tijdens de zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Heffingsambtenaar, vermindering van de bij de WOZ-beschikking vastgestelde waarde tot € 320.000 en tot dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.