Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-01-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:379, : 17/00598
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-01-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:379, : 17/00598
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 31 januari 2019
- Datum publicatie
- 27 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:379
- Zaaknummer
- : 17/00598
Inhoudsindicatie
De onroerende zaak betreft een bedrijfspand, bouwjaar 2008, met onder meer een loods van 1.647 m², drie kantoorruimten van elk 325 m², een werkruimte van 404 m² en 48 parkeerplaatsen. Het is gelegen binnen de hekken van een vliegveld en op (een gedeelte van) de grond heeft belanghebbende een recht van (onder)erfpacht.
Belanghebbende verdedigt een waarde van € 1.540.00 en de Heffingsambtenaar € 1.666.000.
Het Hof acht de Heffingsambtenaar geslaagd in het bewijs dat de waarde van de onroerende zaak op de peildatum 1-1-2015 niet te hoog is vastgesteld.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00598
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 18 juli 2017, nummer ROE 16/2108 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats]
hierna: de Heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 29 februari 2016 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde voor de onroerende zaak [adres 1] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) per de waardepeildatum 1 januari 2015 (hierna: de waardepeildatum) voor het belastingjaar 2016 vastgesteld op € 1.741.000. De beschikking is in één geschrift vervat met de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2016 (hierna: de aanslag ozb). Het tegen de beschikking en de aanslag gemaakt bezwaar is, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Heffingsambtenaar, ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de vastgestelde waarde verminderd tot € 1.666.000 en bepaald dat de Heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 334 aan belanghebbende vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 501. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 1 november 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de heer [A] , als vertegenwoordiger van belanghebbende, vergezeld door de heer [B] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [de ambtenaar] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is eigenaresse van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een bedrijfspand, bouwjaar 2008, met onder meer een loods van 1.647 m², drie kantoorruimten van elk 325 m², een werkruimte van 404 m² en 48 parkeerplaatsen. Het is gelegen binnen de hekken van [C] . Op (een gedeelte van) de grond van de onroerende zaak heeft belanghebbende een recht van (onder)erfpacht.
De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde een taxatierapport overgelegd dat is gedateerd op 5 januari 2017 en opgemaakt door taxateur [taxateur] . In het taxatierapport is aan de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2015 een waarde in het economische verkeer van € 1.741.000 toegekend. Naast gegevens betreffende de onroerende zaak, waaronder beeldmateriaal, bevat dit rapport gegevens van de volgende objecten die zijn gelegen nabij [C] . Dit betreft de objecten [adres 2] te [plaats] en [adres 3] te [plaats] . [adres 2] is een bedrijfspand van het bouwjaar 1998 met kantoorruimten van respectievelijk 300, 180 en 100 m², een opslag- annex magazijnruimte van 900 m², een werkruimte van 565 m², een archiefruimte van 53 m², een showroom van 120 m², een luifel van 175 m² en 20 parkeerplaatsen. Dit object is per 1 januari 2016 verhuurd voor € 138.000,- per jaar. Het object aan de [adres 3] is een bedrijfspand van het bouwjaar 2004 met kantoorruimten van respectievelijk 191 en 347 m², een opslag- annex magazijnruimte van 952 m², een balie/receptie van 130 m² en 32 parkeerplaatsen. Dit object beschikt tevens over 766 m² extra grond en is op 18 april 2016 verkocht voor € 1.200.000. Het rapport vermeldt dat bij deze verkoop de taxateur de kapitalisatiefactor heeft bepaald op 10. De waarde van het onderhavig object bedraagt volgens dit rapport € 1.741.000.
De onroerende zaak is op verzoek van belanghebbende op 19 augustus 2015 getaxeerd door [D] , ten behoeve van de zekerheidstelling van leningen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum juist, althans niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de WOZ-waarde tot € 1.540.000, € 1.161.000 of lager en tot dienovereenkomstige vermindering van de aanslag ozb. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.