Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3831, 18/00598, 18/00599, 18/00600 en 18/00601

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-10-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3831, 18/00598, 18/00599, 18/00600 en 18/00601

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 oktober 2019
Datum publicatie
28 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:3831
Zaaknummer
18/00598, 18/00599, 18/00600 en 18/00601

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in 2015 en het eerste kwartaal van 2016 gebruikte auto’s vanuit Duitsland verhandeld. Naar aanleiding van een boekenonderzoek zijn naheffingsaanslagen omzetbelasting met vergrijpboetes over het derde en vierde kwartaal van 2015 en het eerste kwartaal van 2016 opgelegd. In geschil is of het verdedigingsbeginsel is geschonden, de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd, of de Inspecteur een dwangsom heeft verbeurd en of belanghebbende recht heeft op vergoeding van kosten voor de bezwaarfase en proceskosten in beroep en hoger beroep.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00598, 18/00599, 18/00600 en 18/00601

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 augustus 2018, nummers BRE 16/10050, 16/10054, 16/10059 en 16/10060, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

inzake na te noemen naheffingsaanslagen, rentebeschikkingen en boetebeschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen en beschikkingen in de omzetbelasting opgelegd en afgegeven:

- aanslagnummer [aanslagnummer] F.01.5506 over het tijdvak 1 juli 2015 tot en met 30 september 2015 ten bedrage van € 34.255 aan belasting, bij beschikking een boete van € 19.110 en belastingrente van € 544;

- een beschikking geen teruggaaf met nummer [aanslagnummer] O.01.5271;

- aanslagnummer [aanslagnummer] F.01.5507 over het tijdvak 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2015 ten bedrage van € 27.510 aan belasting, bij beschikking een boete van € 8.899 en belastingrente van € 437;

- aanslagnummer [aanslagnummer] F.01.6501 over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 maart 2016 ten bedrage van € 21.265 aan belasting;

- een beschikking geen teruggaaf met nummer [aanslagnummer] O.01.6211.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag met nummer [aanslagnummer] F.01.5506 met de rentebeschikking gehandhaafd en de boetebeschikking verminderd tot een boete van € 17.127. De overige naheffingsaanslagen en beschikkingen heeft de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.

De Rechtbank heeft:

- de beroepen ongegrond verklaard voor zover ze zien op de dwangsombeschikking, de naheffingsaanslag, rentebeschikking en teruggaafbeschikking over het eerste kwartaal van 2016 en de teruggaafbeschikking over het derde kwartaal van 2015;

- de beroepen gegrond verklaard voor zover die zien op de naheffingsaanslag, boetebeschikking en rentebeschikking over het derde kwartaal van 2015 en de naheffingsaanslag, boetebeschikking en rentebeschikking over het vierde kwartaal van 2015 en de uitspraken op bezwaar in zoverre vernietigd;

- de naheffingsaanslag over het derde kwartaal van 2015 verminderd tot € 11.155 en de rente dienovereenkomstig en de boete tot € 2.649;

- de naheffingsaanslag over het vierde kwartaal van 2015 verminderd tot € 8.085 en de rente dienovereenkomstig en de boete tot € 1.920.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

De griffier heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 5 september 2019 te ’s-Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende haar bestuurder en gemachtigde [A] , en namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, die het Hof als vaststaand overneemt:

2.1.

De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit de in- en verkoop van auto's, met name in het duurdere segment. De onderneming is gestart op [datum 1] 2015. Bestuurder en enig aandeelhouder is [A] .

2.2.

Op 16 maart 2016 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Het doel van het onderzoek was de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak van 1 juli 2015 tot en met 31 december 2015. Van het boekenonderzoek is een controlerapport opgemaakt met dagtekening 24 mei 2016.

2.3.

In het controlerapport is voor zover hier van belang het volgende opgenomen:

3.2 Inkoop bij [P BV]

is een vennootschap waarvan de heer [A] vanaf 03-03-2015 179 van de 180 aandelen in handen heeft. Het resterende aandeel is in handen van [PP GmbH] , een aan de heer [A] gelieerde onderneming. De heer [A] is zaakvoerder van [PP GmbH] . Als gevolmachtigden zijn aangesteld [B] en [C] respectievelijk dochter en echtgenote van de heer [A] .

[PP GmbH] verricht over de periode 03-03-2015 tot 01-07-2015 de functie van directrice van [P BV] Deze functie wordt met ingang van 01-07-2015 overgenomen door:

Naam [D] B.V.

Adres [adres 1]

Postcode [postcode 1]

Plaats [plaats 1]

De bestuurders van [D] B.V. zijn op dat moment:

Naam [E] B.V.

(…)

Naam [F]

(…)

De directeur grootaandeelhouder van [E] B.V. is.

Naam [G]

(…)

De directeur grootaandeelhouder van [F] is:

Naam [H]

(…)

3.2.1

Mercedes Benz S350 (kenteken [kenteken 1] )

Deze auto is op 01-08-2015 ingekocht van [P BV] voor een bedrag van € 72.000 exclusief € 15.120 omzetbelasting. (…)

De inkoop is door [belanghebbende] B.V. betaald c.q. verrekend met een debet-boeking op de rekening 1600 "Crediteur" [P BV] met als omschrijving "Cessie ter verrekening met later aankoop auto".

3.2.2

BMW 435 Cabrio (kenteken [kenteken 2] )

De auto wordt op 23-11-2015 gekocht van [P BV] voor € 38.500 exclusief € 8.085 omzetbelasting. (…) De omzetbelasting is door [P BV] niet aangegeven en niet betaald. De vennootschap [P BV] is volgens de inschrijving van de Kamer van Koophandel met ingang van [datum 2] 2015 ontbonden.

(…)

3.3

Inkoop bij [J]

3.3.1

Porsche Cayenne Turbo

Porsche Cayenne Turbo is ingekocht van [J] B.V. (…) Volgens de factuur met dagtekening 22-09-2015 is de Porsche Cayenne ingekocht voor € 110.000 exclusief € 23.100 omzetbelasting en verkocht aan [K] op 14-03-2016 voor € 115.000 zonder omzetbelasting omdat het op papier een zogenaamde intracommunautaire levering aan Duitsland betreft. (…) Wij hebben de heer [A] meegedeeld dat [J] B.V. de omzetbelasting over de transactie niet heeft aangeven en betaald. Uit informatie van collega (…), die een poging heeft gedaan om een boekenonderzoek in te stellen bij [J] B.V., blijkt dat ten tijde van de voornoemde transactie de heer [L] bestuurder was van [J] B.V. Wij merken op dat [P BV] de vennootschap waar de heer [A] officieel nog steeds aandeelhouder van is, als laatste vestigingsadres, het woonadres van dezelfde heer [L] heeft. (…)

Conclusie:

Ten aanzien van bovenstaande transacties beschreven bij punt 3.2.1, 3.2.2 en 3.3.1 wordt de voorbelasting niet verleend.

Het samenstel van bovenstaande transacties is te betitelen als een "traditionele" vorm van carrouselfraude. Firma A (zogenoemde conduit company), in de casus 3.2.1. en 3.2.2. is dat [K] , deze is gevestigd in Duitsland. In de casus 3.3.1. is firma A niet bekend. Firma A doet een intracommunautaire (IC) levering) aan Firma B in de casus 3.2.1 en 3.2.2. is dat [P BV] in de casus 3.3.1 is dat [J] B.V. (zogenoemde ploffirma, de "MT" = missing trader) geregistreerd en gevestigd in Lidstaat 2 in de casus Nederland. Deze aankoop wordt gedaan tegen 0%, zonder betaling van omzetbelasting. Firma B in de casus respectievelijk [P BV] en [J] B.V. doet vervolgens een binnenlandse levering aan Firma C in de casus [belanghebbende] B.V. (zogenoemde buffer). Firma B ( [P BV] respectievelijk [J] B.V.) brengen omzetbelasting in rekening over de aan Firma C ( [belanghebbende] B.V.) verstuurde facturen. De vergoeding wordt normaliter per kas/bank voldaan echter in de casus worden deze onderling verrekend met niet te verifiëren financieringsverplichtingen. De omzetbelasting wordt door de Firma B ( [P BV] respectievelijk [J] B.V.) niet afgedragen aan de Nederlandse Belastingdienst maar van de ontvangen factuur wordt door [belanghebbende] B.V. wel omzetbelasting geclaimd. De Firma B ( [P BV] respectievelijk [J] B.V.) verdwijnen al snel. De bestuurder is een katvanger ( [H] en [G] bij [P BV] en de heer [L] bij [J] B.V.). (…)

Correctie geen voorbelasting:

- Mercedes Benz S350 € 15.120;

- BMW 435 Cabrio € 8.085;

- Porsche Cayenne Turbo € 23.100.

3.5

Inkoop bij [K]

3.5.1

Mercedes-Benz GLE 450

Deze auto wordt ingekocht van [K] gevestigd aan de [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2] . De auto wordt op 28 oktober 2015 ingekocht voor € 92.500. De koopsom is tot op de datum van het boekenonderzoek, 16 maart 2016, niet voldaan. Volgens de heer [A] is de auto in principe verkocht aan een zekere heer [M] die woonachtig is in Spanje. (…)

Conclusie:

Dat de auto (nog steeds) op Duits kenteken staat is nog geen bewijs dat de auto niet is ingevoerd. Uit zichtwaarnemingen is geconstateerd dat de auto in Nederland wordt gebruikt door de heer [M] die volgens onze gegevens woonachtig is in Nederland.

De auto wordt aan de heer [M] ter beschikking gesteld zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. (…)

[belanghebbende] B.V. is over de inkoopwaarde van € 92.500, 21% omzetbelasting verschuldigd. De verschuldigde omzetbelasting over deze transactie is € 19.425.

Correctie meer verschuldigde omzetbelasting € 19.425.

4 Overzicht correcties

4.1

Omzetbelasting

Jaar 2015 3e kwartaal 4e kwartaal

Geen voorbelasting Mercedes Benz S350 15.120

Geen voorbelasting BMW 435 Cabrio 8.085

Geen voorbelasting Porsche Cayenne Turbo 23.100

Verschuldigde omzetbelasting Mercedes GLE 450 19.425

Totaal correctie 38.220 27.510

5 Naheffingsaanslag omzetbelasting

Belastingplichtige heeft voor het 3e kwartaal 2015 een aangifte omzetbelasting ingediend die tot een teruggave zou leiden van € 3.965. Als gevolg van de correcties op de voorbelasting van in totaal € 38.220 leidt dit tot een te betalen bedrag van € 34.255.

Voor dit bedrag wordt er een naheffingsaanslag opgelegd.

Voor het 4e kwartaal 2015 wordt er een naheffingsaanslag opgelegd van € 27.510. De naheffingsaanslagen worden opgelegd op grond artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

6 Vergrijpboete

6.1

Omzetbelasting

Wij hebben het voornemen een boete op te leggen op grond van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de paragrafen 25 en 28 van het Besluit bestuurlijke Boeten belastingdienst 1998 (BBBB 1998). (…) De naheffingsaanslag wordt opgelegd over het 3e en 4e kwartaal 2015 wegens het ten onrechte in aftrek brengen van voorbelasting wegens inkopen bij "ploffers". (…) Wij stellen dat [belanghebbende] B.V. de wetenschap heeft dat zij auto's heeft ingekocht bij zogenaamde "ploffers" en daardoor een schakel vormt in een keten waarin carrouselfraude/omzetbelastingfraude wordt gepleegd. Door deel te nemen aan de carrouselfraude/omzetbelastingfraude heeft [belanghebbende] B.V. zich blootgesteld aan de kans dat zij te weinig omzetbelasting op aangiften heeft voldaan of afgedragen. (…)

De boete wordt vastgesteld op 50% over de ten onrechte geclaimde voorbelasting ad. € 46.305.

De boete bedraagt € 23.152.

Ten aanzien van de verschuldigde omzetbelasting over de Mercedes GLE 450 is sprake van grove schuld wegens het niet aangeven en betalen van de verschuldigde omzetbelasting.

(…)

De boete wordt vastgesteld op 25% van de verschuldigde belasting ad. € 19.425. De boete bedraagt € 4.856.”

2.4.

Naar aanleiding van de in het controlerapport voorgestelde correcties heeft de Inspecteur over het 3e kwartaal 2015 een naheffingsaanslag van € 34.255 en een vergrijpboete van € 19.110 opgelegd en € 544 rente in rekening gebracht en over het 4e kwartaal 2015 een naheffingsaanslag van € 27.510 en een vergrijpboete van € 8.899 opgelegd en € 437 rente in rekening gebracht. Bij de bestreden uitspraken op bezwaar is de boete over het 3e kwartaal 2015 verminderd tot € 17.127, de overige beschikkingen en naheffingsaanslagen zijn gehandhaafd.

2.5.

Belanghebbende heeft op 14 maart 2016 een Porsche Cayenne Turbo verkocht aan [K] in Duitsland voor € 115.000 en het 0%-tarief toegepast op de levering van de auto, omdat het een intracommunautaire levering betreft. De Inspecteur heeft de toepassing van het 0%-tarief geweigerd, over het 1e kwartaal 2016 een bedrag aan omzetbelasting van € 21.265 (zijnde € 24.150 minus € 2.885 aan voorbelasting) nageheven en een beschikking geen teruggaaf omzetbelasting afgegeven.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Inspecteur het verdedigingsbeginsel of andere beginselen van EU-recht of van behoorlijk bestuur geschonden?

II Zijn de naheffingsaanslagen terecht en naar juiste bedragen opgelegd en zijn terecht beschikkingen geen teruggaaf afgegeven?

III Heeft de Inspecteur terecht vergrijpboetes opgelegd?

IV Heeft de Inspecteur een dwangsom verbeurd?

V Heeft belanghebbende recht op vergoeding van kosten voor de bezwaarfase en van proceskosten bij de Rechtbank?

Belanghebbende is van mening dat vragen I, IV en V bevestigend en vragen II en III ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en van naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraken op bezwaar.

4 Gronden

5 Beslissing