Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:452, 17/00518

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:452, 17/00518

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 februari 2019
Datum publicatie
5 april 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:452
Formele relaties
Zaaknummer
17/00518

Inhoudsindicatie

MRB. Heffingsambtenaar maakt aannemelijk dat met het motorvoertuig gebruik is gemaakt van openbare tijdens schorsing.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00518

Uitspraak op het hoger beroep van

de Inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 14 juni 2017, nummer BRE 16/3901 in het geding tussen

[belanghebbende]

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden naheffingsaanslag en boetebeschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over het tijdvak 6 juli 2015 tot en met 20 augustus 2015 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 66 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 66.

Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard en de naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn - na ambtshalve beoordeling - gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 27 juni 2018 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en [partner] , partner van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.5.

De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, nadere stukken overgelegd.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Het Hof heeft het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht heropend en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het Hof de gemachtigde van belanghebbende verzocht de tijdens de zitting bij de Rechtbank overgelegde foto over te leggen. Bij brief van 3 augustus 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende aan dit verzoek voldaan. Bij brief van 15 augustus 2018 heeft de Inspecteur een reactie ingediend.

1.8.

Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 23 november 2018 te ‘s‑Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en [partner] , partner van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 3] .

1.9.

Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, nadere stukken overgelegd.

1.10.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Op 1 december 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende aan het Hof een brief gestuurd.

1.12.

Van de zittingen zijn processen-verbaal opgemaakt, die in afschrift aan partijen zijn verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is van 15 januari 2015 tot en met 15 maart 2016 houder van een motorrijtuig met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De datum van het kentekenbewijs deel I is 21 november 2002.

2.2.

Vanaf 6 juli 2015 is de geldigheid van het kenteken van de auto geschorst.

2.3.

In het dossier bevinden zich stukken – foto’s en een controleformulier - op grond waarvan de Inspecteur stelt dat op 9 juli 2015 is geconstateerd dat met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg, [adres 1] te [plaats] . Naar aanleiding van deze constatering is aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd en een verzuimboete.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en zo ja, of de verzuimboete terecht (en tot de juiste hoogte) is opgelegd. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of met de auto gebruik is gemaakt van de weg.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar de van de zittingen opgemaakte processen-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep.

4 Gronden

5 Beslissing