Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:453, 17/00519
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:453, 17/00519
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 7 februari 2019
- Datum publicatie
- 5 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:453
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1396
- Zaaknummer
- 17/00519
Inhoudsindicatie
MRB. Schorsing beëindigd vanwege gebruik maken van de openbare weg tijdens schorsing. Naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00519
Uitspraak op het hoger beroep van
de Inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 14 juni 2017, nummer BRE 16/7210 in het geding tussen
[belanghebbende]
hierna: belanghebbende,
en
de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer 1] over het tijdvak 21 augustus 2015 tot en met 20 november 2015 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 279 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 158. Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer 2] over het tijdvak 21 november 2015 tot en met 20 februari 2016 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 279 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 158.
Bij uitspraken op bezwaar van 22 juli 2016 zijn de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 27 juni 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en [partner] , partner van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, nadere stukken overgelegd.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Het Hof heeft het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht heropend en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het Hof de gemachtigde van belanghebbende verzocht de tijdens de zitting bij de Rechtbank overgelegde foto over te leggen. Bij brief van 3 augustus 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende aan dit verzoek voldaan. Bij brief van 15 augustus 2018 heeft de Inspecteur een reactie ingediend.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 23 november 2018 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en [partner] , partner van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 3] .
Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, nadere stukken overgelegd.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Op 1 december 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende aan het Hof een brief gestuurd.
Van de zittingen zijn processen-verbaal opgemaakt, die in afschrift aan partijen zijn verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is van 15 januari 2015 tot en met 15 maart 2016 houder van een motorrijtuig met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De datum van het kentekenbewijs deel I is 21 november 2002.
Vanaf 6 juli 2015 is de geldigheid van het kenteken van de auto geschorst.
In het dossier bevinden zich stukken – foto’s en een controleformulier - op grond waarvan de Inspecteur stelt dat op 9 juli 2015 is geconstateerd dat met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg, [adres 1] te [plaats] . Naar aanleiding van deze constatering is aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd en een verzuimboete.
Met dagtekening 26 januari 2016 is aan belanghebbende een rekening motorrijtuigenbelasting gestuurd over het tijdvak 21 augustus 2015 tot en met 20 november 2015. Belanghebbende heeft de verschuldigde belasting niet betaald vóór de uiterste betaaldatum.
Met dagtekening 26 januari 2016 is aan belanghebbende een rekening motorrijtuigenbelasting gestuurd over het tijdvak 21 november 2015 tot en met 20 februari 2016. Belanghebbende heeft de verschuldigde belasting niet betaald vóór de uiterste betaaldatum.
Wegens het niet betalen van de verschuldigde belasting over de in 2.4 en 2.5 genoemde periodes zijn aan belanghebbende naheffingsaanslagen opgelegd en verzuimboetes, waarbij is uitgegaan van een derde verzuim.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft de vraag of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en zo ja, of de verzuimboetes terecht (en tot de juiste hoogte) zijn opgelegd.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep.