Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:456, 18/00038 t/m 18/00040
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:456, 18/00038 t/m 18/00040
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 7 februari 2019
- Datum publicatie
- 5 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:456
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1824
- Zaaknummer
- 18/00038 t/m 18/00040
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft geen belang bij haar stelling dat de Inspecteur bij het opleggen van de aanslagen IB/PVV 2011, 2012 en 2013 is uitgegaan van een te hoog belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, aangezien de Inspecteur, na toepassing van ambtshalve vermindering, is uitgegaan van een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. Voorts heeft belanghebbende onvoldoende aangevoerd om aannemelijk te maken dat er in de jaren 2011, 2012 en 2013 sprake was van een eigenwoningschuld en om aannemelijk te maken dat een groter bedrag aan rentekosten toegerekend kan worden aan box 1. Het Hof verklaart het hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 18/00038 t/m 18/00040
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 19 december 2017, nummers BRE 16/4781 tot en met 16/4783, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aanslagen en ambtshalve verminderingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.451 (hierna: de aanslag IB/PVV 2011). Voor het jaar 2012 is aan belanghebbende een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.881 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.954 (hierna: de aanslag IB/PVV 2012). Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 voorts een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.310 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.908 (hierna: de aanslag IB/PVV 2013) (hierna tezamen: de aanslagen).
De Inspecteur heeft de tegen de aanslagen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard bij uitspraken op bezwaar met dagtekening 17 juni 2016. Gelijktijdig heeft de Inspecteur de aanslagen ambtshalve verminderd, met dien verstande dat de aanslag IB/PVV 2011 is verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil, de aanslag IB/PVV 2012 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.881 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil en de aanslag IB/PVV 2013 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.310 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil.
Op 21 juli 2016 heeft de Rechtbank een, van belanghebbende afkomstige, brief met het onderwerp “Beroep tegen niet ontvankelijk verklaren” ontvangen. De Rechtbank heeft deze brief, enerzijds, opgevat als een beroepschrift dat gericht is tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaarschriften gericht tegen de aanslagen. Anderzijds heeft de Rechtbank deze brief opgevat als een bezwaarschrift gericht tegen de ambtshalve vermindering van de aanslagen. De Rechtbank heeft voornoemde brief doorgezonden naar de Inspecteur met het verzoek om deze in behandeling te nemen als een bezwaarschrift gericht tegen de ambtshalve verminderingen.
De Inspecteur heeft de Rechtbank bij brief met dagtekening 19 januari 2017 medegedeeld dat de bezwaren gericht tegen de aanslagen niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn en dat, zijns inziens, de ambtshalve verminderingen niet bij voor bezwaar vatbare beschikkingen hebben plaatsgevonden.
De Rechtbank heeft, na ontvangst van deze reactie, de behandeling van de beroepsprocedures voortgezet.
De griffier van de Rechtbank heeft van belanghebbende uitsluitend ter zake van het beroep met het nummer BRE 16/4781 een griffierecht van € 46 geheven. De Rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard voor zover zij zijn gericht tegen de uitspraken op bezwaar en ongegrond verklaard voor zover zij zijn gericht tegen de afwijzingen van de verzoeken om ambtshalve vermindering.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep met het kenmerk 18/00038 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 11 januari 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en haar zoon [de zoon] , vergezeld van haar gemachtigde [gemachtigde] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
2011
Belanghebbende heeft ter zake van het jaar 2011 aangifte IB/PVV (hierna: aangifte IB/PVV 2011) gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.715. Voor zover in de onderhavige procedure relevant heeft belanghebbende in de aangifte IB/PVV 2011 geen eigenwoningschuld aangegeven met betrekking tot de [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de eigen woning).
Het aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen bedraagt nihil. Belanghebbende maakt melding van schulden ter hoogte van € 671.887 en bezittingen met een totale waarde van € 364.715. Voor zover in de onderhavige procedure relevant heeft belanghebbende de waarde van de onroerende zaken [adres 2] te [woonplaats] en [adres 3] te [woonplaats] voor 1/3 deel in box 3 verantwoord. De ter zake aangegeven waarde bedraagt € 54.000 respectievelijk € 108.666. Ter zake van de schulden heeft belanghebbende rekening gehouden met een betalingsverplichting aan [A] (hierna: [A] ) ter grootte van € 400.000 en bij kredietinstellingen, ter zake van de financiering van [adres 2] te [woonplaats] (hierna: [adres 2] ) en [adres 3] te [woonplaats] (hierna: [adres 3] ), afgesloten leningen ter hoogte van € 271.887. Met betrekking tot laatstgenoemde leningen is het volgende opgenomen in de aangifte:
“Omschrijving |
Waarde |
Rabobank [nummer 1] (1/3 dl) |
23.750 |
Rabobank [nummer 2] (1/3 dl) |
38.146 |
Rabobank [nummer 3] (1/3 dl) |
16.854 |
Rabobank [nummer 4] (1/3 dl) |
16.854 |
Rabobank [nummer 5] (1/3 dl) |
36.283 |
Rabobank [nummer 6] |
140.000” |
De aan belanghebbende opgelegde aanslag IB/PVV 2011 is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.451. De Inspecteur is, in beginsel, uitgegaan van het door belanghebbende aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning (€ 38.715), met dien verstande dat de Inspecteur met dit inkomen een even hoog verlies heeft verrekend. Voorts heeft de Inspecteur de waarde van de bezittingen - in verband met een correctie van de waarde van de tweede woning - verhoogd tot € 476.049 en de betalingsverplichting aan [A] niet geaccepteerd als schuld, hetgeen resulteert in aan box 3 toe te rekenen schulden ter hoogte van, in totaal, € 268.987.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2011.
De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2011 bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 17 juni 2016, wegens termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk verklaard, doch deze aanslag ambtshalve verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. De vermindering van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen naar nihil is het gevolg van acceptatie van de afwaardering van een vordering van belanghebbende op haar dochter met € 188.096.
2012
Ter zake van het jaar 2012 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV (hierna: aangifte IB/PVV 2012) gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.646. Voor zover in de onderhavige procedure relevant heeft belanghebbende in de aangifte IB/PVV 2012 geen schuld aangegeven met betrekking tot de eigen woning.
Het aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen bedraagt nihil. Belanghebbende maakt melding van schulden ter hoogte van € 669.162 en bezittingen met een totale waarde van € 461.268. Voor zover in de onderhavige procedure relevant heeft belanghebbende de waarde van [adres 4] te [woonplaats] (hierna: [adres 4] ) en [adres 3] voor 1/3 gedeelte verantwoord in box 3. De ter zake aangegeven waarde bedraagt € 118.000 respectievelijk € 150.000. Met betrekking tot de schulden is in de aangifte de volgende toelichting gegeven:
“Rabobank [nummer 7] (1/3 deel) |
23.750 |
Rabobank [nummer 8] (1/3 deel) |
38.146 |
Rabobank [nummer 9] (1/3 deel) |
16.854 |
Rabobank [nummer 10] (1/3 deel) |
16.833 |
Rabobank [nummer 11] (1/3 deel) |
33.859 |
Rabobank [nummer 12] |
139.358 |
[A] |
400.000 |
Rabobank nr [nummer 13] |
|
ING Bank nr [nummer 14] |
362” |
De aan belanghebbende opgelegde aanslag IB/PVV 2012 is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.881 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.954. De Inspecteur is, in beginsel, uitgegaan van het door belanghebbende aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning (€ 30.646), met dien verstande dat de Inspecteur met dit inkomen heeft verrekend een verlies van € 15.765. De Inspecteur heeft het door belanghebbende aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen gecorrigeerd door de betalingsverplichting aan [A] niet als schuld te accepteren, hetgeen resulteert in aan box 3 toe te rekenen schulden ter hoogte van, in totaal, € 266.262. De Inspecteur heeft de aangegeven bezittingen en de ter zake van deze bezittingen aangegeven waarde niet gecorrigeerd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2012.
De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2012 bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 17 juni 2016, wegens termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk verklaard, doch deze aanslag ambtshalve verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.881 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. De vermindering van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen naar nihil is het gevolg van acceptatie van de afwaardering van een vordering van belanghebbende op haar dochter met € 188.096.
2013
Belanghebbende heeft ter zake van het jaar 2013 aangifte IB/PVV (hierna: de aangifte IB/PVV 2013) gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.310. Voor zover in de onderhavige procedure relevant heeft belanghebbende in de aangifte IB/PVV 2013 geen schuld aangegeven met betrekking tot de eigen woning.
Het aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen bedraagt nihil. Belanghebbende maakt melding van schulden ter hoogte van € 668.898 en bezittingen met een totale waarde van € 437.831. Voor zover in de onderhavige procedure relevant heeft belanghebbende de waarde van [adres 4] en [adres 3] voor 1/3 gedeelte verantwoord in box 3. De aangegeven waarde bedraagt € 111.667 respectievelijk € 133.667. Met betrekking tot de schulden is de volgende toelichting in de aangifte opgenomen:
“Rabobank [nummer 7] (1/3 deel) |
23.750 |
Rabobank [nummer 8] (1/3 deel) |
38.146 |
Rabobank [nummer 9] (1/3 deel) |
16.854 |
Rabobank [nummer 10] (1/3 deel) |
16.833 |
Rabobank [nummer 11] (1/3 deel) |
31.775 |
Rabobank [nummer 12] |
139.358 |
[A] |
400.000 |
Rabobank nr [nummer 13] |
2.182”. |
De aan belanghebbende opgelegde aanslag IB/PVV 2013 is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.310 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.908. De Inspecteur is uitgegaan van het door belanghebbende aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning. De Inspecteur heeft echter het aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen gecorrigeerd, door de betalingsverplichting aan [A] niet als schuld te accepteren.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2013.
De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2013 bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 17 juni 2016, wegens termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag ambtshalve verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.310 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. De vermindering van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen naar nihil is het gevolg van acceptatie van de afwaardering van een vordering van belanghebbende op haar dochter met € 188.096.
Brieven Rabobank
Belanghebbende heeft een brief van de Rabobank met dagtekening 20 januari 2006 (hierna: de brief van de Rabobank met dagtekening 20 januari 2006) gericht aan haar en haar wijlen echtgenoot, [de man] , overgelegd waarin, voor zover in de onderhavige procedure relevant, het volgende is opgenomen:
“Bestaande financieringen”
De lening [leningnummer 1] wordt geherfinancierd.
De Lening [leningnummer 2] alsmede de overbruggingslening ad. EUR 315.000 worden afgelost op het moment van verkoop van de [adres 5] te [woonplaats] .
(…)
Nieuwe financieringen:
Bedrag |
Vorm |
Looptijd |
Rentevast |
Tarief |
Afsluitkosten |
Particulier |
€ 1.900 |
||||
€ 71.250 |
Krediet |
Nvt |
Variabel |
3,80 % |
|
€ 165.000 |
Lening |
Onbepaald |
10 jaar |
4,10 % |
|
Zakelijk |
€ 1.100 |
||||
€ 315.000 |
Lening |
2 jaar |
1 jaar |
3,80 % |
|
€ 50.500 |
Lening |
25 jaar/ Aflossing € 168 per maand |
1 jaar 5 jaar 10 jaar |
3,80 % 4,30 % 4,90 % |
” |
Belanghebbende heeft bovendien een door de Rabobank opgestelde “Verstrekkingsnota” met dagtekening 9 maart 2006 (hierna: de brief van de Rabobank met dagtekening 9 maart 2006) overgelegd waarin het volgende is opgenomen:
“Aan u verstrekte hypothecaire geldlening(en):
Lening t.n.v. [belanghebbende] (...) EUR 315.000,00
Lening t.n.v. [de man] eo (...) EUR 50.500,00
Lening t.n.v. [de man] eo (...) EUR 50.562,00
Lening t.n.v. [de man] eo (...) EUR 114.438,00
Krediet op KeuzePlusHypotheek [nummer 7] EUR 71.250,00
Minus
Algehele aflossing lening [nummer 15] t.l.v. [nummer 7] EUR 50.607,79
Algehele aflossing lening [nummer 16] t.l.v. [nummer 17] EUR 7.237,28
(…)”.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslagen IB/PVV 2011, 2012 en 2013, zoals deze luiden na de ambtshalve vermindering, te hoog zijn.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende heeft hier ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende aan toegevoegd:
- -
-
Ik stel mij niet op het standpunt dat de Inspecteur de bezwaren gericht tegen de aanslagen IB/PVV 2011, 2012 en 2013 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard;
- -
-
Ik constateer dat uit de proces-verbalen van de zittingen van 24 augustus 2017 en 15 december 2017 niet blijkt dat partijen ter zitting verklaard hebben dat het geschil beperkt is tot de vraag of belanghebbende in het kader van de onderneming en de eigen woning aanspraak kan maken op aftrekbare rentelasten;
- -
-
Alhoewel met betrekking tot de aanslagen na ambtshalve vermindering wordt uitgegaan van een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil, stel ik mij op het standpunt dat ik belang heb bij een juiste vaststelling van de tot de rendementsgrondslag behorende bezittingen en schulden;
- -
-
Belanghebbende heeft in de aangiften IB/PVV 2011, 2012 en 2013 fouten gemaakt, maar wenst deze te corrigeren;
- -
-
Het pand dat aangeduid wordt met [adres 2] bestaat niet. Ik ben echter wel eigenaar van [adres 5] . De huidige WOZ-waarde van [adres 5] bedraagt € 156.000; en
- -
-
In het verleden heb ik met de Inspecteur de afspraak gemaakt dat [adres 5] voor 2/3-deel betrokken zou worden in box 1 en voor 1/3-deel in box 3. Deze afspraak had tot gevolg dat slechts 2/3-deel van de ter zake gemaakte rentekosten in box 1 in aanmerking genomen mocht worden. Deze verdeling heeft echter niet meer te gelden met ingang van het jaar 2006. In dat jaar heb ik het pand [adres 3] gekocht. De Rabobank heeft deze aankoop gefinancierd, met dien verstande dat de Rabobank de voorwaarde heeft gesteld dat bestaande leningen bij haar werden overgesloten. De situatie na het oversluiten van de bestaande leningen blijkt uit de brief van de Rabobank met dagtekening 20 januari 2006. Uit deze brief blijkt dat de door de Rabobank aan belanghebbende verstrekte zakelijke leningen een hoogte hebben van € 365.500 en de particuliere leningen een hoogte van € 236.500.
Met betrekking tot het voor particuliere doeleinden gebruikte deel van [adres 5] en [adres 3] heeft de Rabobank geen financiering verstrekt. Zowel [adres 5] als [adres 3] werden voor 2/3-deel voor zakelijke doeleinden gebruikt en voor 1/3-deel voor privédoeleinden.
De Inspecteur heeft hier ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende aan toegevoegd:
- -
-
Ik betwist niet dat de aanslagen IB/PVV 2011, 2012 en 2013 op 17 juni 2016 bij voor bezwaar vatbare beschikkingen zijn verminderd;
- -
-
In de aangiften IB/PVV 2011, 2012 en 2013 heeft belanghebbende 1/3-deel van de met betrekking tot de panden [adres 5] en [adres 3] gesloten leningen verantwoord in box 3 en 2/3-deel in box 1. Ik ben hiervan niet afgeweken;
- -
-
De wijze waarop belanghebbende deze leningen en bijbehorende rentebetalingen in de aangiften heeft verwerkt is in lijn met de afspraak die in dit kader met belanghebbende is gemaakt. Deze afspraak is niet opgezegd; en
- -
-
Bij gebrek aan wetenschap betwist ik dat deze leningen uitsluitend gebruikt zijn ter financiering van de zakelijk gebruikte gedeelten van deze panden.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2011 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.278 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil, vermindering van de aanslag IB/PVV 2012 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.251 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil en vermindering van de aanslag IB/PVV 2013 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.