Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:549, 17/00723 en 17/00724

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:549, 17/00723 en 17/00724

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
15 februari 2019
Datum publicatie
7 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:549
Zaaknummer
17/00723 en 17/00724
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g, ten eerste, sub a, van de Wet OB 1968. Geen vrijstelling omzetbelasting voor verloskundigentas. Verzuimboete terecht.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 17/00723 en 17/00724

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] V.O.F.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 1 september 2017, nummers BRE 16/4775 en 16/4776, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

over de hieronder genoemde naheffingsaanslagen en de daarbij opgelegde verzuimboeten.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn onder de aanslagnummers [aanslagnummer] F01.5240 en [aanslagnummer] F01.5300 over het tweede en vierde kwartaal van 2015 naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van respectievelijk € 2.063 en € 2.664 aan belasting, alsmede bij beschikkingen verzuimboeten van respectievelijk € 61 en € 79.

1.2.

De naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, in twee uitspraken van de Inspecteur van 8 juli 2016 gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 501. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 29 november 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [A] , vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

‘2.1. Belanghebbende is als communicatieadviesbureau opgericht in 2008. De activiteiten van belanghebbende bestaan voornamelijk uit het samenstellen van “De Verloskundigentas” (de tas). De tas bevat informatie voor zwangeren en is op verzoek van de samenwerkende verloskundigen in [vestigingsplaats] en in samenwerking met drie kraamzorgstichtingen en het [ziekenhuis] ziekenhuis ontwikkeld.

2.2.

De verloskundigen stellen bepaalde eisen aan de inhoud van de tas en zij leveren ook zelf een deel van het materiaal ten behoeve van de tas bij belanghebbende aan. Voor het samenstellen van de tas ontvangt belanghebbende geen vergoeding van de verloskundigen.

2.3.

De tas, die door de verloskundigen bij het eerste consult gratis wordt uitgereikt aan de zwangeren, bevat naast (verplichte) informatie van de overheid, zoals bijvoorbeeld het Ministerie van Volksgezondheid, praktische informatie rondom de zwangerschap (brochures en magazines) die gratis door commerciële bedrijven/ondernemers ter beschikking worden gesteld. Daarnaast worden tegen betaling ook folders/informatie van regionale bedrijven/ ondernemers, zoals een notariskantoor, kinderdagverblijven en kraamzorginstellingen, in de tas opgenomen. Die bedrijven/ondernemers betalen € 1,17 per opgenomen folder. Belanghebbende factureert aan hen met omzetbelasting.

2.4.

Belanghebbende heeft op de door haar ingediende aangiften over de onderhavige kwartalen omzetbelasting naar een tarief van 21% aangegeven over de vergoeding die zij aldus factureert.

2.5.

Belanghebbende heeft de op aangifte verschuldigde omzetbelasting niet betaald. De inspecteur heeft in verband hiermee de bestreden naheffingsaanslagen opgelegd (…). Voorts zijn verzuimboetes opgelegd (…) wegens het niet betalen van de omzetbelasting.’

In aanvulling op de door de Rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast (waarbij het Hof de nummering van de Rechtbank vervolgt):

2.6.

In hoger beroep is niet in geschil dat omzetbelasting verschuldigd is over de in de tas opgenomen informatie in de vorm van reclame afkomstig van commerciële bedrijven andere dan van kinderdagverblijven en kraamzorginstellingen.

2.7.

Belanghebbende heeft op 12 april 2015 een verzoek bij de Inspecteur neergelegd om vrijstelling van omzetbelasting. Na onderzoek heeft de Inspecteur aan belanghebbende bij brief van 2 juni 2015 bericht dat zij - met de door haar verrichte activiteiten - niet voor vrijstelling van omzetbelasting in aanmerking komt. Naar aanleiding van een e-mail van belanghebbende van 11 juni 2015, heeft de Inspecteur belanghebbende laten weten dat hij bij zijn standpunt blijft.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

A. Komen de activiteiten van belanghebbende voor het samenstellen van de tas in aanmerking voor vrijstelling van omzetbelasting, op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB), of op een andere grond?

B. Zijn de verzuimboeten terecht en tot de juiste bedragen opgelegd aan belanghebbende?

Belanghebbende is van mening dat vraag A bevestigend en vraag B ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op hetgeen daartoe door hen is aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, verwijst het Hof naar het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen en van de boetebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing