Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:555, 18/00346 tot en met 18/00348

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-02-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:555, 18/00346 tot en met 18/00348

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
15 februari 2019
Datum publicatie
28 april 2019
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:555
Formele relaties
Zaaknummer
18/00346 tot en met 18/00348

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Tarief. Belanghebbende exploiteert een family entertainment center. Daarin staan 70 apparaten, waarop 50 verschillende spellen kunnen worden gespeeld. Om op de apparaten te kunnen spelen, koopt een bezoeker van belanghebbende een “playcard”waarop een tegoed kan worden gestort. De playcard dient in de apparaten te worden gestopt om deze in werking te stellen. De apparaten van belanghebbende vormen een integrerend onderdeel van de primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening van belanghebbende. Het Hof is van oordeel dat deze dienstverlening van belanghebbende kwalificeert als het verlenen van toegang in de zin van post b.14, letter g, van Tabel I behorend bij de Wet OB 1968 . Het verlaagde tarief is van toepassing.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 18/00346 tot en met 18/00348

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 25 mei 2018, nummers BRE 16/10562 tot en met 16/10564 in het geding tussen

[belanghebbende] ,

statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna genoemde voldoening op aangifte.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft over de tijdvakken vierde kwartaal 2015 tot en met tweede kwartaal 2016, per kwartaal, omzetbelasting aangegeven en voldaan. Tegen deze aangiften heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraken van 16 december 2016 besloten niet aan het bezwaar van belanghebbende tegemoet te komen.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, teruggaaf van omzetbelasting verleend over de tijdvakken vierde kwartaal 2015 tot en met tweede kwartaal 2016 van respectievelijk € 20.763, € 21.611 en € 23.124, en bepaald dat over de verleende teruggaven belastingrente wordt vergoedt. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.002 en hem gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 334 te vergoeden.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 11 januari 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende [de directeur] (directeur) en haar gemachtigden [gemachtigde 1] , [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.5.

Partijen hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting. Haar activiteiten bestaan uit het exploiteren van een zogenoemd family entertainment center.

2.2.

Belanghebbende is feitelijk gevestigd in het [pand] te [plaats] . Aldaar beschikt zij over een ruimte van 500 m2, met een eigen ingang, die publiekelijk toegankelijk is. In deze ruimte staan 70 apparaten, waarop 50 verschillende spellen kunnen worden gespeeld. Van deze spellen zijn er 13 aan te merken als spellen die gerelateerd zijn aan sport of dans (zoals bijvoorbeeld Airhockey Storm, Dance Dance en The Simpsons Soccer). Van de overige 37 spellen kan ongeveer de helft worden aangemerkt als behendigheidsspellen (zoals flipperkasten en de race- of schietsimulatoren). De overige spellen betreffen spellen op kermisautomaten (zoals bijvoorbeeld grijpkranen, schuifspellen, oefenspellen (gerelateerd aan het gooien, vangen wegschieten, rollen van ballen) en reactiespelen (slaan met plastic hamers, indrukken/aanraken van oplichtende drukknoppen). Op sommige apparaten kunnen “tickets” worden gewonnen, die vervolgens kunnen worden ingewisseld voor prijzen. De prijzen bestaan niet uit geldbedragen. De spellen zijn (nagenoeg) alle geschikt om door meerdere personen tegelijk te worden bespeeld.

2.3.

Om op de apparaten te kunnen spelen, koopt een bezoeker van belanghebbende een “playcard” voor een bedrag van € 0,50 waarop een tegoed kan worden gestort. De playcard dient in de apparaten te worden gestopt om deze in werking te stellen. Het tegoed op de playcard geeft of het recht om gedurende een bepaalde tijd vrij op de apparaten te spelen (mits deze niet zijn bezet) of credits die naar believen aan de apparaten kunnen worden besteed. De credits kunnen ook worden besteed aan apparaten waar snoep en frisdrank kan worden verkregen. Als na een bezoek aan belanghebbende nog credits op de playcard staan dan kunnen deze niet worden ingewisseld voor geld, maar de credits blijven 12 maanden geldig.

2.4.

Belanghebbende heeft ter zake van de door haar verrichte diensten omzetbelasting aangegeven en voldaan naar het algemene tarief van 21%.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of op de door belanghebbende verrichte diensten het verlaagde tarief van 6% omzetbelasting van toepassing is of het algemene tarief van 21%.

Het geschil is op te splitsen in de volgende deelvragen:

I. Is het verlaagd tarief van toepassing op basis van artikel 9, lid 2, letter a, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968) en post b.14, letter g, van Tabel I behorend bij de Wet OB 1968?

II. Indien vraag I ontkennend wordt beantwoord: is het verlaagde tarief voor het verlenen van toegang tot kermissen van toepassing?

III. Indien vraag II ontkennend wordt beantwoord: is op een deel van de activiteiten het verlaagde tarief voor het gelegenheid geven tot sportbeoefening van toepassing?

De Inspecteur beantwoordt de drie deelvragen ontkennend en is van mening dat het algemene tarief van 21% van toepassing is. Belanghebbende is van mening dat het verlaagde tarief van 6% van toepassing is, en beantwoordt de deelvragen bevestigend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en bevestiging van zijn uitspraken op bezwaar. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing