Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-03-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:959, 18/00042
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-03-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:959, 18/00042
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 maart 2019
- Datum publicatie
- 22 mei 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2019:959
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2017:6420, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 18/00042
- Relevante informatie
- Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 16
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Artikel 16 (objectafbakening). In hoger beroep heeft de Heffingsambtenaar de objectafbakening opnieuw bezien. Hij is tot de conclusie gekomen dat het bedrijfsgebouw op basis van de feitelijke indeling alsmede gelet op de aanwezige voorzieningen ten onrechte aan de hand van de eigendomsgrens is gesplitst. Het bedrijfsgebouw moet naar de mening van de Heffingsambtenaar in zijn totaliteit als één onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ worden aangemerkt. Naar het oordeel van het Hof is dit ten onrechte. Er is sprake van een situatie waarin er twee eigenaren zijn van een niet in zelfstandige gedeelten te splitsen bedrijfsgebouw, dat is gebouwd op meerdere percelen die bij verschillende rechtspersonen in eigendom zijn dan wel waarvan zij zakelijk gerechtigde zijn. Door het object opnieuw af te bakenen en het deel van het bedrijfsgebouw dat in eigendom toebehoort aan belanghebbende daaruit te halen, is het nieuwe object te klein afgebakend. Het gelijk is dan ook aan belanghebbende.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 18/00042
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 12 december 2017, nummer SHE 16/2311 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de na te noemen beschikking en aanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is in het kader van de Wet WOZ een beschikking gegeven (hierna: de WOZ‑beschikking), waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres] (Tuincentrum) te [vestigingsplaats] (hierna ook: de onroerende zaak) naar de waardepeildatum 1 januari 2014 voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 is bepaald op € 1.290.000. In het desbetreffende geschrift zijn ook de aanslagen onroerende‑zaakbelastingen eigenaar en gebruiker niet‑woning 2015 (hierna samen ook: de aanslagen) bekend gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 17 juni 2016 heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak verlaagd tot € 1.259.000 en de aanslagen dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Wat betreft dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.160.000 en de aanslagen dienovereenkomstig verminderd.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Wat betreft dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 508.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgehad op 31 januari 2019 te ’s-Hertogenbosch . Namens belanghebbende is [A] verschenen bijgestaan door [gemachtigde] , gemachtigde, en [gemachtigde] , taxateur. Namens de Heffingsambtenaar zijn verschenen [heffingsambtenaar] en [taxateur] , taxateur.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek op de zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
[Beheer] B.V. (hierna: Beheer) houdt alle aandelen in belanghebbende. Beheer is eigenaar van de volgende percelen (hierna ook: percelen‑Kas):
Kadastraal perceel |
sectie |
perceelnummer |
letter |
oppervlakte (m2) |
|
[B] |
[-] |
[nummer 1] |
G |
2.211 |
|
[B] |
[-] |
[nummer 2] |
G |
40 |
|
[B] |
[-] |
[nummer 3] |
G |
481 |
|
[B] |
[-] |
[nummer 4] |
G |
134 |
|
[B] |
[-] |
[nummer 5] |
G |
276 |
|
Totaal |
3.142 |
Het naastgelegen perceel ( [B] , sectie [-] , perceelnummer [nummer 6] , letter G, oppervlakte 7.923 m2) is aan belanghebbende in erfpacht gegeven (hierna ook: perceel‑Tuincentrum). Voor dat recht betaalt zij een jaarlijkse canon.
Op genoemde percelen is één gebouw (hierna ook: het bedrijfsgebouw) opgericht. Het gebouw is in gebruik bij belanghebbende en is een tuincentrum annex kas. Het omvat onder meer een entree, kantoren, een kantine, een verkoopruimte, een opslag/-magazijnruimte en een kas. Het buitenterrein van het aan belanghebbende in erfpacht gegeven perceel is verhard en deels in gebruik als parkeerplaats.
De Heffingsambtenaar heeft aan Beheer een WOZ‑beschikking gegeven waarbij de waarde van de door haar in eigendom gehouden percelen-Kas met daarop geplaatste bebouwing (door de Heffingsambtenaar aangeduid als [adres] (Kas)) is vastgesteld op € 1.089.000. Na daartegen gemaakt bezwaar is deze waarde verminderd tot € 1.049.000. De met deze beschikking samenhangende aanslagen onroerende zaakbelastingen eigenaar ten name van Beheer en gebruiker ten name van belanghebbende zijn eveneens verminderd. De Rechtbank heeft het beroep daartegen ongegrond verklaard.
Na de uitspraak van de Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar de objectafbakening opnieuw bezien. Hij is tot de conclusie gekomen dat het bedrijfsgebouw op basis van de feitelijke indeling alsmede gelet op de aanwezige voorzieningen ten onrechte aan de hand van de eigendomsgrens is gesplitst. Het bedrijfsgebouw moet naar de mening van de Heffingsambtenaar in zijn totaliteit als één onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ worden aangemerkt. Hij heeft vervolgens Beheer aangewezen als eigenaar van het bedrijfsgebouw, omdat het overgrote deel van het bedrijfsgebouw op grond staat die in eigendom is van Beheer en het kleinere deel van het bedrijfsgebouw dat op het perceel staat waarvan belanghebbende een recht van erfpacht heeft, horizontaal wordt nagetrokken. Als gevolg hiervan is volgens de Heffingsambtenaar het object [adres] (Kas) te klein afgebakend. De met [adres] (Kas) samenhangende WOZ‑beschikking en de daarop gebaseerde aanslagen zijn dan ook ambtshalve vernietigd. Op de zitting zijn de hoger beroepen die daarop zien (kenmerken 18/00041 en 18/00043) door belanghebbende en Beheer ingetrokken. Ten aanzien van de onroerende zaak heeft de Heffingsambtenaar geconcludeerd dat dat object te groot is afgebakend. De onroerende zaak omvat volgens de Heffingsambtenaar slechts de ondergrond van het bedrijfsgebouw, de extra grond en de parkeerplaats.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Heffingsambtenaar de onroerende zaak correct heeft afgebakend. Als de objectafbakening correct is, is in geschil of de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld.
Belanghebbende is van mening dat het object te klein is afgebakend. Subsidiair is zij van mening dat de waarde te hoog is vastgesteld. De Heffingsambtenaar is van mening dat het object te groot is afgebakend en dat de waarde als gevolg daarvan te hoog is vastgesteld.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, van de WOZ‑beschikking en van de daarop gebaseerde aanslagen. Subsidiair concludeert zij tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de WOZ‑waarde en dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van zijn uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de WOZ‑waarde naar € 849.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen.