Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1086, 19/00370

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1086, 19/00370

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 maart 2020
Datum publicatie
27 maart 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1086
Zaaknummer
19/00370

Inhoudsindicatie

In geschil is of het verdedigingsbeginsel is geschonden en of de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 terecht is opgelegd. Het hof oordeelt dat schending van het verdedigingsbeginsel niet aan de orde is en dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd, nu belanghebbende geen bewijs ter onderbouwing van de door haar geclaimde aftrek ziektekosten heeft overgelegd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00370

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 19 juni 2019, nummer BRE 17/8227 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

betreffende hierna vermelde navorderingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] H27.01 over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.928.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak de navorderingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen deze uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 5 februari 2020 te ‘s-Hertogenbosch. Het hoger beroep van belanghebbende is gelijktijdig behandeld met de beroepen van haar

echtgenoot [de man] (zaaknummers 19/00366 tot en met 19/00369). Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1973 en is geheel 2012 gehuwd

met [de man] .

2.2.

Op 19 maart 2013, is namens belanghebbende aangifte IB/PVV 2012 gedaan. In de aangifte is door belanghebbende een bedrag van € 1.200 als persoonsgebonden aftrek in mindering gebracht in verband met zorgkosten.

2.3.

Er is een aanslag IB/PVV 2012 opgelegd aan belanghebbende conform de door haar ingediende aangifte. Nadat de inspecteur is gebleken dat de toenmalige gemachtigde van belanghebbende namens meerdere belastingplichtigen aangiftes heeft ingediend waarin onjuiste bedragen waren opgenomen, heeft hij belanghebbende vragen gesteld om de opgenomen aftrekpost aannemelijk te maken. Belanghebbende heeft hierop de inspecteur geïnformeerd dat zij geen bewijsstukken heeft.

2.4.

Aan belanghebbende is vervolgens een voornemen gestuurd om voor 2012 een navorderingsaanslag IB/PVV op te leggen. Belanghebbende heeft niet op dit voornemen gereageerd. Vervolgens is op 29 juni 2017 een navorderingsaanslag 2012 opgelegd waarbij geen rekening is gehouden met de in de aangifte opgenomen persoonsgebonden aftrek.

2.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aan haar opgelegde navorderingsaanslag maar heeft haar bezwaar tegen de navorderingsaanslagen niet (nader) gemotiveerd. Het bezwaar van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag is door de inspecteur niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard zonder belanghebbende voorafgaand te horen. Het beroep van belanghebbende is vervolgens gegrond verklaard, omdat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De navorderingsaanslag is echter wel gehandhaafd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

-

Is sprake van schending van het verdedigingsbeginsel?

-

Is de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 ten onrechte opgelegd?

3.2.

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslag IB/PVV 2012. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Gronden

5 Beslissing