Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1098, 19/00544 en 19/00545

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1098, 19/00544 en 19/00545

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 maart 2020
Datum publicatie
27 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1098
Zaaknummer
19/00544 en 19/00545

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanlagen IB/PVV 2010 en 2011 terecht afgewezen omdat die na de vijfjaarstermijn is ingediend.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00544 en 19/00545

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

domicilie kiezende te [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 13 augustus 2019, nummers BRE 17/8265 en 17/8266 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2010 en 2011 de aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft het verzoek om ambtshalve vermindering van de in 1.1 bedoelde aanslagen afgewezen.

1.3.

De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de afwijzing van het in 1.2 bedoelde verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen afgewezen.

1.4.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake hiervan heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

De zitting heeft plaatsgehad op 5 maart 2020 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord [A] , verbonden aan [kantoor] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Belanghebbende heeft tijdens deze zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen.

1.9.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende ontvangt sinds 1992 een WAO‑uitkering van het UWV.

2.2.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2010 een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.729. De Inspecteur heeft op 5 augustus 2011 een voorlopige aanslag IB/PVV 2010 opgelegd overeenkomstig de aangifte en op 27 september 2012 de aanslag IB/PVV 2010 opgelegd overeenkomstig de voorlopige aanslag.

2.3.

Met dagtekening 29 februari 2012 is aan belanghebbende een uitnodiging tot het doen van aangifte IB/PVV voor 2011 uitgereikt. Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 geen aangifte IB/PVV ingediend. Op basis van gegevens die bij de Belastingdienst bekend waren, heeft de Inspecteur op 10 september 2014 de aanslag IB/PVV 2011 opgelegd, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.580. Bij gelijktijdige beschikking is aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 226.

2.4.

Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 5 oktober 2014, ontvangen door de Inspecteur op 17 oktober 2014, pro-forma bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2011. In de brief is het volgende vermeld:

“Onderwerp: Proformaatbezwaar tegen het boven vermelde aanslag

Geachte mevrouw/mijnheer

Naar aanleiding van onz telephoongesprek d.d. 02/10 j l deel ik U het volgende mee:

Ik ben van plan een bezwaar aan te tekenen tegen de door U vastgestelde aanslag betreffende het jaar 2011 Ik heb voorlopig nog geen documenten om deze aktie te ondernemen Ik heb bewijzen bij het UWV te [plaats] aangevraagd. Ik wacht op de stukken. Zodra ik die in mijn bezit heb, zal ik ze zo spoedig mogelijk naar u opsturen.

Ik verzoek u mij een uitstel te verlenen. En mocht mijn officiële bezwaar niet slagen, verzoek ik U in dit geval een betalingsregeling met mij aan te treffen.”.

2.5.

Met dagtekening 23 februari 2017, door de Inspecteur ontvangen op 8 maart 2017, heeft belanghebbende een verzoek tot ambtshalve vermindering ingediend voor de jaren 2009 tot en met 2011. Op 24 maart 2017 heeft de Inspecteur het verzoek voor de aanslagen IB/PVV 2010 en 2011 afgewezen.

2.6.

Belanghebbende heeft tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB/PVV 2010 en 2011 met dagtekening 25 april 2017 een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is door de Inspecteur ontvangen op 26 april 2017. Bij uitspraken op bezwaar van 15 november 2017 heeft de Inspecteur het bezwaar voor beide jaren afgewezen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Heeft de Inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering ten onrechte afgewezen?

  2. Heeft de Rechtbank gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijke rechtspleging?

3.2.

Tijdens de zitting van het Hof heeft belanghebbende zijn grief dat sprake is van schending van het discriminatieverbod van artikel 25, lid 1, belastingverdrag Nederland – Marokko1 (hierna: het belastingverdrag) ingetrokken. Bovendien heeft belanghebbende, na uitleg van het Hof, zich gerefereerd aan de beslissing van het Hof dat het jaar 2009 geen onderdeel uitmaakt van de onderhavige procedure.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing