Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1122, 19/00396 en 19/00397

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1122, 19/00396 en 19/00397

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 april 2020
Datum publicatie
6 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1122
Zaaknummer
19/00396 en 19/00397

Inhoudsindicatie

Navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW. Inkomsten uit hennepteelt. Redelijke schatting. Melo Tadeu. Belanghebbende is strafrechtelijk veroordeeld voor de handel in hennep in de periode van 22 februari 2013 tot en met 22 mei 2013. Niet is gebleken dat strafbare gedragingen over een langere periode ten laste zijn gelegd en dat belanghebbende over deze periode is vrijgesproken. De enkele omstandigheid dat een ruimere periode door de politie is onderzocht betekent ook niet dat belanghebbende over die ruimere periode strafrechtelijk is vervolgd. De uitspraak van de politierechter leidt dus niet tot een vermoeden van onschuld voor de periode vóór 22 februari 2013. Het stond de inspecteur daarom vrij om ook deze periode - en dus een extra oogst - in de schatting te betrekken. De met die extra oogst gemoeide kosten brengt het Hof in mindering op de schatting. De navorderingsaanslag ZVW wordt eveneens verminderd met het bedrag van de kosten alsmede met een bedrag als gevolg van de samenloopregeling van artikel 43, lid 5 van de ZWV.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00396 en 19/00397

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 3 juli 2019, nummers BRE 17/8215 en 17/8216, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn onder meer de volgende navorderingsaanslagen en beschikkingen opgelegd:

-

over het jaar 2013 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.566. Tevens is bij beschikking € 2.159 belastingrente in rekening gebracht en een boete van € 11.226 opgelegd;

-

over het jaar 2013 een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: ZVW), berekend naar een bijdrage-inkomen van € 50.687. Tevens is bij beschikking € 275 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken de navorderingsaanslagen en beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De rechtbank heeft het beroep ten aanzien van de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 gegrond verklaard uitsluitend voor zover het de boetebeschikking betreft, de desbetreffende uitspraak op bezwaar vernietigd, die boete verminderd tot € 5.051, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.024 en gelast dat de inspecteur het griffierecht van € 46 aan belanghebbende vergoedt.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 13 februari 2020 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Op 22 mei 2013 is in de door belanghebbende gehuurde woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) een hennepkwekerij aangetroffen in twee ruimtes met in totaal 274 hennepplanten. Bij doorzoeking van de woning zijn ook vuilniszakken met potgrond met wortelresten, gebruikte bamboestokken en plantenresten aangetroffen.

2.2.

Belanghebbende was de eigenaar van de kwekerij en heeft in elk geval één oogst in 2013 gehad. Hij is veroordeeld door de politierechter van de rechtbank voor de handel in hennep en diefstal van elektriciteit in de periode van 22 februari 2013 tot en met 22 mei 2013. De rechtbank heeft aan belanghebbende 90 uur taakstraf opgelegd. Ook is een ontnemingsvordering toegewezen voor een bedrag van € 6.120.

2.3.

Belanghebbende heeft op 17 juli 2016 een aangifte IB/PVV 2013 ingediend. In de aangifte IB/PVV 2013 is een belastbaar inkomen uit werk en woning vermeld van € 14.879 als loon uit dienstbetrekking. Op 10 augustus 2016 is de aanslag IB/PVV 2013 opgelegd.

2.4.

Naar aanleiding van informatie die de inspecteur heeft ontvangen van de officier van justitie over het strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende, is op 1 augustus 2016 een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2012 en 2013. Van zijn bevindingen heeft de inspecteur op 2 september 2016 een rapport opgesteld. In dit rapport heeft de inspecteur het voordeel uit de hennepkwekerij berekend op € 25.343 per oogst. Voor het jaar 2013 is de inspecteur uitgegaan van 2 oogsten. Het ter zake daarvan berekende voordeel bedraagt € 50.687. Deze berekeningen zijn conform de berekening die de politie heeft opgesteld in het rapport ‘berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ (hierna: het rapport) en die is gebaseerd op het zogenoemde BOOM-rapport.

2.5.

Vervolgens zijn de onderhavige navorderingsaanslagen overeenkomstig de bevindingen in het rapport vastgesteld en opgelegd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil is, gezien de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, beperkt tot het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslagen berusten op een redelijke schatting.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Tussen partijen is buiten geschil dat de bewijslast is omgekeerd en verzwaard.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vermindering van de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW tot een belastbaar inkomen uit werk en woning respectievelijk bijdrage-inkomen van € 6.120. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing