Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1124, 19/00515
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1124, 19/00515
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 april 2020
- Datum publicatie
- 6 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1124
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:3100, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:176
- Zaaknummer
- 19/00515
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag MRB is terecht, omdat belanghebbende de auto met buitenlands kenteken feitelijk ter beschikking had. Hoofdverblijf is in Nederland. Niet aannemelijk dat auto later ter beschikking stond dan datum inschrijving BRP. Verzuimboete, zoals gematigd door de rechtbank, is passend en geboden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/00515
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de rechtbank) van 11 juli 2019, nummer BRE 18/2032, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over de tijdvakken van 16 mei 2014 tot en met 30 april 2017 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) opgelegd van € 7.635. Gelijktijdig is een beschikking gegeven waarbij een boete van € 5.278 is opgelegd. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard voor zover het de naheffingsaanslag betreft, gegrond verklaard voor zover het de boete betreft, de uitspraak op bezwaar tegen de boete vernietigd, de boete verminderd tot een bedrag van € 3.250, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 512 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan haar vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgehad op 11 maart 2020 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende en zijn gemachtigde, [gemachtigde] , zijn met kennisgeving aan het hof – niet verschenen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is sinds 16 mei 2014 ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: brp).
Op 1 mei 2017 is tijdens een controle op de openbare weg geconstateerd dat belanghebbende een auto bestuurt met het buitenlands kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Belanghebbende had op dat moment de auto feitelijk tot haar beschikking.
Belanghebbende heeft voor de auto geen aangifte mrb gedaan en evenmin heeft zij voor de auto mrb voldaan.
Met dagtekening 25 januari 2018 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag mrb opgelegd van € 7.635, berekend over de tijdvakken van 16 mei 2014 tot en met 30 april 2017 (hierna: de naheffingsaanslag). Gelijktijdig is een boetebeschikking gegeven van € 5.278.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag vastgesteld?
II. Is de boete passend en geboden?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag mrb en de boetebeschikking, subsidiair tot een vermindering van de naheffingsaanslag mrb tot een berekend over het tijdvak van 1 maart 2016 tot en met 30 april 2017 en dienovereenkomstige vermindering van de boetebeschikking. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.