Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1126, 19/00537

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1126, 19/00537

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 april 2020
Datum publicatie
6 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1126
Zaaknummer
19/00537

Inhoudsindicatie

Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis overeengekomen dat de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017 moet worden vastgesteld op € 221.000. Hoger beroep is gegrond. Veroordeling heffingsambtenaar in de kosten van bezwaar, proceskosten en het betaalde griffierecht.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00537

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 7 augustus 2019, nummer AWB 19/521, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende hierna vermelde beschikking en aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de beschikking gegeven (hierna: de WOZ‑beschikking). De waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) is naar de waardepeildatum 1 januari 2017 bepaald op € 256.000. Deze waardebepaling geldt voor het jaar 2018. Tegelijkertijd is de aanslag onroerende‑zaakbelastingen voor het jaar 2018 bekendgemaakt (hierna: de aanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en aanslag.

1.3.

De Heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en de vastgestelde waarde en de aanslag gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 20 februari 2020 te ’s-Hertogenbosch. Op deze zitting zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Dit betreft een vrijstaande woning met bouwjaar 1923. Het perceel waarop de onroerende zaak is gelegen heeft een oppervlakte van ongeveer 1.006 m², waarvan 896 m² in de waardering is betrokken.

2.2.

De waarde van de onroerende zaak is door de Heffingsambtenaar naar de waardepeildatum 1 januari 2017 vastgesteld op € 256.000.

2.3.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd.

2.4.

Ter onderbouwing van de beschikte waarde van € 256.000 verwijst de Heffingsambtenaar naar het op 4 april 2019 door taxateur [taxateur 1] opgemaakte taxatierapport (hierna: het taxatierapport). De onroerende zaak is getaxeerd op een waarde van € 261.000.

2.5.

Belanghebbende heeft eveneens een taxatierapport ingebracht, opgemaakt op 4 april 2018 door taxateur [taxateur 2] . De onroerende zaak is getaxeerd op een waarde van (afgerond) € 198.000.

2.6.

Zowel belanghebbende als de Heffingsambtenaar hebben de door hen voorgestane waarde onderbouwd met de volgende drie vergelijkingsobjecten (hierna: de vergelijkingsobjecten):

 [adres 2] , te [woonplaats] , transactiedatum [datum 1] -2016, verkoopprijs € 235.000;

 [adres 3] , te [woonplaats] , transactiedatum [datum 2] -2017, verkoopprijs € 250.000;

 [adres 4] , te [plaats] , transactiedatum [datum 3] -2016, verkoopprijs € 182.500.

3 Geschil, alsmede conclusies van partijen

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2017.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot verlaging van de waarde van de onroerende zaak naar € 210.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag.

3.3.

De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing