Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1127, 19/00543

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1127, 19/00543

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 april 2020
Datum publicatie
6 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1127
Zaaknummer
19/00543

Inhoudsindicatie

Het hof ziet in de handelswijze van de heffingsambtenaar geen aanleiding om te concluderen dat de goede procesorde is geschonden. Het hof volgt belanghebbende niet in zijn stelling dat de door hem ter zitting bij de rechtbank overgelegde foto’s en de ter zitting ingenomen stelling niet door de rechtbank zou zijn meengenomen in de oordeelsvorming. De heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. Hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00543

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 6 augustus 2019, nummer SHE 18/2803, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente ’s-Hertogenbosch,

hierna: de Heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft op 28 februari 2018 in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de beschikking gegeven (hierna: de WOZ‑beschikking). De waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) is naar de waardepeildatum 1 januari 2017 bepaald op € 395.000. Deze waardebepaling geldt voor het jaar 2018. Tegelijkertijd is de aanslag onroerende‑zaakbelastingen voor het jaar 2018 bekendgemaakt (hierna: de aanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft op 26 maart 2018 bezwaar gemaakt.

1.3.

De Heffingsambtenaar heeft op 5 oktober 2018 uitspraak op bezwaar gedaan.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 20 februari 2020 te ’s-Hertogenbosch. Op deze zitting zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] , bijgestaan door [taxateur 1] , taxateur.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een vrijstaande woning uit 1955. De onroerende zaak werd in 1970 vergroot/verbouwd. De onroerende zaak, gelegen in de buurt “ [A] ” te [woonplaats] , bestaat uit een hoofdbouw van 386 m³ met dakkapel, een aanbouw van 32 m³, een garage van 150 m³ en een zwembad van circa 23 m². Het perceel waarop de onroerende zaak is gelegen heeft een oppervlakte van ongeveer 2.585 m².

2.2.

De waarde van de onroerende zaak is door de Heffingsambtenaar naar de waardepeildatum 1 januari 2017 vastgesteld op € 395.000.

2.3.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd.

2.4.

Ter onderbouwing van de beschikte waarde van € 395.000 verwijst de Heffingsambtenaar naar het op 15 mei 2019 door taxateur [taxateur 1] opgemaakte taxatierapport. De onroerende zaak is getaxeerd op een waarde van (afgerond) € 408.000. Het taxatierapport bevat een waardematrix en beeldmateriaal van onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten.

2.5.

Belanghebbende heeft eveneens een taxatierapport ingebracht, opgemaakt op 19 september 2018 door taxateur [taxateur 2] . De onroerende zaak is getaxeerd op een waarde van (afgerond) € 349.000. Het taxatierapport bevat een waardematrix.

2.6.

Zowel de Heffingsambtenaar als belanghebbende hebben de door hen voorgestane waarde onderbouwd met drie, in [woonplaats] gelegen, vergelijkingsobjecten (hierna: de vergelijkingsobjecten):

-

[adres 2] , verkocht op [datum 1] 2017 voor € 380.000;

-

[adres 3] , verkocht op [datum 2] 2016 voor € 350.000; en

-

[adres 4] , verkocht op [datum 3] 2015 voor € 375.000.

2.7.

Belanghebbende heeft luchtfoto’s overgelegd ter onderbouwing van de ligging van de onroerende zaak en het vergelijkingsobject [adres 3] .

3 Geschil, alsmede conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

  1. Heeft de Heffingsambtenaar gehandeld in strijd met artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) door kort voor de zitting bij de Rechtbank een verweerschrift in te dienen?

  2. Heeft de Rechtbank belanghebbendes ter zitting ingenomen stelling ten onrechte niet bij de beoordeling van het beroep betrokken?

  3. Is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2017 te hoog vastgesteld?

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend. De Heffingsambtenaar beantwoordt deze vragen ontkennend.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot verlaging van de waarde van de onroerende zaak naar € 366.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag.

3.3.

De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing