Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1287, 19/00363

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1287, 19/00363

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 april 2020
Datum publicatie
20 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1287
Formele relaties
Zaaknummer
19/00363

Inhoudsindicatie

Invorderingsrente. Is de uitspraak op bezwaar aan te merken als een nieuwe beschikking invorderingsrente? Dient de uitspraak op bezwaar te worden vernietigd aangezien de daarin vastgestelde invorderingsrente lager is dan is vastgesteld in de primaire beschikking? Materieel belang zeer gering.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00363

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 7 juni 2019, nummer SHE 17/2547, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Eindhoven,

hierna: de Invorderingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is op 9 juni 2017 een beschikking vergoeding invorderingsrente gegeven voor een bedrag aan invorderingsrente van € 31,15. Na daartegen gemaakt bezwaar, is bij uitspraak van de Invorderingsambtenaar van 4 augustus 2017 het bedrag van de invorderingsrente vastgesteld op € 16, en is een kostenvergoeding voor bezwaar van € 246 toegekend.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Invorderingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 13 februari 2020 te ‘s-Hertogenbosch.

Op deze zitting zijn verschenen gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde] en, namens de Invorderingsambtenaar, [A] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Op het aanslagbiljet gemeentelijke heffingen van 31 januari 2015 aan belanghebbende staat:

Belastingsoort

Objectaanduiding

Periode (van/tot)

Grondslag /

WOZ-waarde €

Bedrag

WOZ-beschikking

[adres]

Waardepeildatum 01-01-2014, toestand per 01-01-2015

320.000

OZB eigenaar woning

[adres]

01-01-2015 / 01-01-2016

320.000

305,88

Rioolheffing eigenaar

[adres]

01-01-2015 / 01-01-2016

1

144,00

Afvalstoffenheffing

[adres]

01-01-2015 / 01-01-2016

3

241,00

Totaalbedrag aanslagbiljet €

690,88

Dit totaalbedrag is op 26 september 2015 verminderd met een bedrag van € 80,34. Dit laatste bedrag betreft een ontheffing van afvalstoffenheffing in verband met de verhuizing van belanghebbende naar een ander adres. Het bedrag van € 610,54 is in 11 termijnen van de bankrekening van belanghebbende geïncasseerd, waarbij de eerste termijn op 28 februari 2015 viel, en de laatste termijn op 31 december 2015. Na bezwaar, waarbij partijen eenparig van mening zijn dat uitstel van betaling is gevraagd, maar niet gekregen, is bij kennisgeving van 5 maart 2016 de aanslag OZB verminderd met € 7,64. Bij kennisgeving van 20 januari 2017 zijn de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing vernietigd.

2.2.

In de beschikking vergoeding invorderingsrente van 9 juni 2017 is de rente als volgt berekend: ‘Vermindering € 392,64 x percentage invorderingsrente 4% x 724/365 dagen = € 31,15.’ Dit bedrag is gestort op de bankrekening van belanghebbende.

2.3.

In belanghebbendes brief van 21 juni 2017 is het volgende opgenomen:

‘(…) Namens mw. [belanghebbende] (hierna: eiseres) (…), maak ik hierbij bezwaar tegen de beschikking invorderingsrente d.d. 9 juni 2017. (…)

1. Uw berekening van de te vergoeden invorderingsrente resulteert in een bedrag van € 31,15. Dat is onjuist. Daartoe het volgende.

2. Ten onrechte gaat u bij het aantal in aanmerking te nemen dagen uit van 724 dagen. Er dient echter te worden gerekend vanaf de 1e dag na de vervaldatum van de in het geding zijnde aanslag (i.c. 28 februari 2015). Ik verwijs u daartoe naar de site van de belastingdienst (www.belastingdienst.nl) onder het kopje “te vergoeden invorderingsrente” en het daarbij geplaatste voorbeeld.

3. Daarnaast gaat u in de door u gehanteerde breuk (724/365) in de noemer ten onrechte uit van 365 dagen. Uitgegaan dient te worden van 360 dagen (art. 31 onder b Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990).

4. Tenslotte is het door u vastgestelde en aan eiseres te vergoeden bedrag aan invorderingsrente onjuist vastgesteld. Art. 32 lid 2 Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 bepaalt dat een bedrag ter zake van te vergoeden invorderingsrente afgerond dient te worden naar boven op gehele euro’s.

CONCLUSIE

4. De beschikking dient te worden vernietigd. De gemeente dient te worden veroordeeld in de kosten van dit bezwaar conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.(…)’

2.4.

In de brief van 4 augustus 2017 heeft de Invorderingsambtenaar het volgende opgenomen:

‘(…) Betreft: bezwaar tegen beschikking invorderingsrente

Geachte heer [gemachtigde] .

Uw bovenaangehaalde brief heb ik aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de beschikking invorderingsrente.

Besluit te vergoeden invorderingsrente:

De berekening en uitspraak te vergoeden invorderingsrente voor een bedrag van € 31,15, van 9 juni 2017 is fout. Deze beschikking wordt hierbij vernietigd.

Motivering

De te vergoeden invorderingsrente wordt berekend conform de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

De vergoede invorderingsrente over aanslag nummer [aanslagnummer] bedraagt € 16,00.

Het bedrag van € 31,15 is reeds op 9 juni 2017 betaald, ik zal het te veel vergoede rente niet terugvorderen.

Besluit proceskostenvergoeding:

Gelet op de inhoud van uw bezwaar en het gestelde in het Besluit proceskosten bestuursrecht ken ik u een vergoeding van de proceskosten van 1 punt voor het bezwaarschrift € 246,00.

Het bedrag van €246,00 zal ik binnen 14 dagen overmaken op het rekeningnummer van [B] .

(...)

Indien u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u daartegen beroep instellen bij de Rechtbank te ’s-Hertogenbosch. (…)’

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Dient de bestreden uitspraak op bezwaar te worden aangemerkt als een nieuwe beschikking, waarbij het ingediende beroep als bezwaar had moeten worden doorgezonden aan de Invorderingsambtenaar?

  2. Dient de bestreden uitspraak op bezwaar waarin de te vergoeden invorderingsrente is vastgesteld op € 16 te worden vernietigd?

  3. Dient het beroep niet‑ontvankelijk te worden verklaard wegens een gebrek aan belang?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, (primair) tot onbevoegdheid van de Rechtbank en doorzending van het beroepschrift als bezwaar naar de Invorderingsambtenaar, (subsidiair) tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot de opdracht aan de Invorderingsambtenaar om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen, en (meer subsidiair) tot niet‑ontvankelijkheid van het beroep bij de Rechtbank. De Invorderingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing