Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1410, 19/00319
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1410, 19/00319
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 april 2020
- Datum publicatie
- 28 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1410
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:1920, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:691
- Zaaknummer
- 19/00319
Inhoudsindicatie
Bij de toepassing van de verleggingsregeling kan belanghebbende onzorgvuldigheid worden verweten doordat zij (al bij de eerste levering) wist dat het door de afnemer opgegeven BTW-identificatienummer onjuist was en zij ook na een e-mail aan de afnemer nadien geen juist BTW-identificatienummer heeft gekregen, maar het hof acht de inspecteur niet geslaagd in de op hem rustende last te bewijzen dat belanghebbende de identiteit van de echte verkrijger heeft verborgen om deze in de gelegenheid te stellen de omzetbelasting te ontduiken en aldus opzettelijk aan belastingfraude heeft deelgenomen. Het bewijs voor deze opzet schiet te kort. De naheffingsaanslag wordt vernietigd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 19/00319
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] , gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 26 april 2019, nummer BRE 17/6074, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 april 2010 tot en met 30 juni 2010 opgelegd. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 10 oktober 2014 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag ambtshalve verminderd naar € 92.257, omdat deze onjuist was berekend. De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd naar € 1.336. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 11 augustus 2017 de (verminderde) naheffingsaanslag en de (verminderde) beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boete verminderd naar nihil wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
Partijen hebben tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende exploiteert een bedrijf dat zich bezig houdt met het inkopen, sorteren, verwerken en verkopen van ferro- en non-ferro metalen en het inkopen van papier en karton. De inkopen geschieden van bedrijven en particulieren.
In het begin van april 2010, heeft zich op het adres [adres 1] te [vestigingsplaats] , een groep van vier mannen gemeld, die geïnteresseerd zijn in het kopen van non-ferro metalen. De heer [A] , hoofd in- en verkoop van belanghebbende, heeft het eerste contact met hen gelegd. Tijdens het eerste contact heeft een persoon zich voorgesteld als zijnde [B] en een ander persoon stelde zich voor als [C] .
[B] en belanghebbende zijn overeengekomen dat op 16 april 2010 de eerste levering plaatsvindt en dat de afgesproken prijs per ton contant betaald diende te worden. Na de prijsafspraak heeft [C] [A] papieren overhandigd met het briefhoofd van [D] met daarop vermeld de gegevens van [B] . [B] is woonachtig in Duitsland.
[A] heeft alvorens de eerste levering heeft plaatsgevonden (16 april 2010), het nummer dat vermeld staat op het aangeleverde papier van [D] geverifieerd ( [nummer] ). Het bleek dat het geen geldig BTW-identificatienummer betrof, maar een Duits omzetbelastingnummer. De heer [A] heeft op 21 april 2010 en in juli 2010 per e‑mail de heer [C] verzocht om het juiste BTW-identificatienummer toe te sturen.
Op 16, 19, 20, 21, 23, 26, 27, 29 april 2010 en 7, 19, 21, 27 mei 2010 en 11 juni 2010 zijn non-ferro metalen geleverd door belanghebbende. De goederen zijn afgehaald. De goederen zijn bij al deze transacties bij het afhalen contant betaald door [B] of [E] en daarvoor heeft belanghebbende een kasbon opgemaakt en afgegeven.
Genoemde leveringen zijn als volgt schematisch samen te vatten:
datum |
materiaal |
gewicht |
prijs per kg |
bedrag in € |
16/4 |
gemengd roodkoper |
6580 |
5,35 |
35.203 |
19/4 |
handgepeld roodkoper |
4960 |
5,80 |
28.768 |
20/4 |
gemengd messingafval |
8800 |
3,55 |
31.240 |
21/4 |
gemengd messingafval |
9020 |
3,50 |
31.570 |
23/4 |
gemengd roodkoper |
3780 |
5,35 |
20.233 |
26/4 |
handgepeld roodkoper |
5040 |
5,80 |
29.232 |
27/4 |
gemengd messingafval |
15720 |
3,50 |
55.020 |
29/4 |
gemengd roodkoper |
12040 |
5,20 |
62.608 |
7/5 |
gemengd roodkoper |
6180 |
5,00 |
30.900 |
Transporteren |
324.774 |
|||
Transport |
324.774 |
|||
7/5 |
handgepeld roodkoper |
4620 |
5,40 |
24.948 |
19/5 |
gemengd messingafval |
13600 |
3,30 |
44.880 |
19/5 |
handgepeld roodkoper |
2600 |
5,40 |
14.040 |
21/5 |
gemengd messingafval |
15320 |
3,30 |
50.556 |
21/5 |
gemengd roodkoper |
3580 |
4,95 |
17.721 |
27/5 |
gemengd roodkoper |
8520 |
5,15 |
43.878 |
27/5 |
handgepeld roodkoper |
4920 |
5,60 |
27.552 |
11/6 |
gemengd messingafval |
9360 |
3,15 |
29.484 |
Totaal |
577.823 |
Belanghebbende heeft ten name van [B] , [adres 2] , [postcode] [plaats] (Duitsland) facturen opgemaakt. Hierop is vermeld: ‘BTW verlegd’, behalve bij de eerste factuur van 16 april 2010. Hierop is vermeld: ‘geen BTW’.
Het is onbekend waar naartoe de goederen zijn vervoerd. Vaststaat, dat de goederen zijn afgenomen door een ondernemer.
Belanghebbende heeft in de aangiften omzetbelasting over april, mei en juni 2010 de leveringen aangegeven als een intra-unielevering en zij heeft dienovereenkomstig een opgave ICP gedaan.
Naar aanleiding van de constatering door de inspecteur dat het door belanghebbende opgegeven BTW-identificatienummer van [B] niet correct was, heeft de inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Naar aanleiding hiervan is de naheffingsaanslag opgelegd.
De naheffingsaanslag is opgelegd naar een bedrag van € 109.786. Tevens is bij beschikking € 1.590 heffingsrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete van € 4.537 opgelegd. Voor het overige wordt verwezen naar 1.3.
3 Geschil, alsmede conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Is belanghebbende omzetbelasting verschuldigd over de onder 2.5 vermelde leveringen?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.