Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1412, 19/00611 tot en met 19/00616
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-04-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1412, 19/00611 tot en met 19/00616
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 april 2020
- Datum publicatie
- 28 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1412
- Zaaknummer
- 19/00611 tot en met 19/00616
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw. Omzetcorrecties na boekenonderzoek. Het hof acht voorwaardelijk opzet bewezen en acht de opgelegde boeten passend en geboden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 19/00611 t/m 19/00616
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 september 2019, nummers BRE 18/6980 tot en met 18/6988, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2012 tot en met 2014 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Gelijktijdig met de navorderingsaanslagen heeft de inspecteur bij beschikkingen vergrijpboetes opgelegd. Tevens heeft de inspecteur over het jaar 2012 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd. De inspecteur heeft deze aanslag vervolgens vernietigd. Voor het jaar 2014 is een navorderingsaanslag Zvw opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de (navorderings)aanslagen en de beschikkingen.
De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2012 en 2013 en de daarbij horende beschikkingen gehandhaafd. De navorderingsaanslag IB/PVV over 2014 en de daarbij horende beschikking zijn verminderd. De navorderingsaanslag Zvw 2014 is vernietigd.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens het beroep bij de rechtbank heeft de inspecteur voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag Zvw opgelegd.
De rechtbank heeft het beroep - voor zover het betrekking had op de navorderingsaanslagen IB/PVV voor jaren 2012, 2013, 2014, de navorderingsaanslag Zvw 2013 (na prorogatie), en beschikkingen - ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is geregistreerd als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op
de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) en houdt zich bezig met de handel in gebruikte
auto’s en onderhoud en reparaties van auto’s. Tussen april 2010 en 2 april 2012 was
belanghebbende firmant in de vennootschap onder firma [bedrijf] , met [A] als
medevennoot. Als gevolg van de gezondheidstoestand van de medevennoot is de
vennootschap onder firma ontbonden. De onderneming wordt sindsdien gedreven in de vorm
van een eenmanszaak.
De waarde van de voorraad margeauto’s op de balans is per de volgende data:
31 december 2011: € 146.704
31 december 2012: € 157.850
31 december 2013: € 165.648
31 december 2014: € 188.773
Op 17 november 2016 is bij belanghebbende een boekenonderzoek aangekondigd naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2012 tot en met 31 december 2015. Het onderzoek is daarna uitgebreid met de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV en Zvw over de jaren 2012 tot en met 2014. Daarbij is geconstateerd dat belanghebbende bedragen heeft ontvangen op zijn privébankrekening, waarvan de inspecteur vermoedt dat deze ten onrechte niet in de omzet zijn verantwoord. Verder bleek aan de door belanghebbende aangeleverde administratie een aantal gebreken te kleven, zoals het ontbreken van een voorraadadministratie margeauto's en materialen en diverse in- en verkoopfacturen. Hangende het onderzoek heeft de inspecteur aan belanghebbende een waarschuwing uitgereikt wegens het niet voldoen aan de administratie- en bewaarplicht ex artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Van het boekenonderzoek is op 2 augustus 2017 een rapport uitgebracht.
Met dagtekening 26 augustus 2017 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 ten bedrage van € 1.093. Een van de correcties is de correctie omzet margeauto’s ten bedrage van € 45.165. Deze correctie is gebaseerd op de voorraadcorrectie van € 117.823 x 115% = € 135.496 : 3, in overleg met belanghebbende gelijkelijk verdeeld over drie jaren.
De omzetcorrecties hebben voor het jaar 2013 ook geleid tot een correctie van de winst uit onderneming (€ 15.974 na toepassing van de ondernemersfaciliteiten) en het bijdrage-inkomen. Voor de jaren 2012 en 2014 is de winst uit onderneming eveneens verhoogd. Voor het jaar 2012 bedraagt de correctie, na toepassing van de ondernemersfaciliteiten, € 12.513 en voor het jaar 2014 € 26.319. Tot de correcties behoort een omzetcorrectie van € 10.041 (2012) respectievelijk € 24.114 (2014), gebaseerd op stortingen op de privérekening van belanghebbende.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. Belanghebbende heeft een lijst met kennissen en familieleden aangeleverd om diverse contante stortingen te verklaren. De inspecteur heeft de verklaring deels geaccepteerd en de omzetcorrectie voor 2014 met € 10.554 verminderd. Na toepassing van de ondernemersfaciliteiten wordt de belastbare winst met € 9.077 verminderd tot € 454 negatief (een verlies).
De rechtbank heeft het beroep voor zover gericht tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot € 71. Hiertegen is geen hoger beroep ingesteld.
3 Geschil, alsmede conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Zijn de navorderingsaanslagen IB/PVV en de navorderingsaanslag Zvw 2013 terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende opgelegd? Meer specifiek: Is de omzet volledig verantwoord in de aangiften en is terecht een voorraadcorrectie aangebracht?
II. Zijn de opgelegde boeten passend en geboden?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen IB/PVV, de navorderingsaanslag Zvw 2013 en de beschikkingen.
De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.