Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1523, 19/00380
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1523, 19/00380
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 7 mei 2020
- Datum publicatie
- 11 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1523
- Zaaknummer
- 19/00380
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd aan belanghebbende. Belanghebbende betoogt dat hij geen omzetbelasting verschuldigd is over de door hem ontvangen proceskostenvergoeding in het kader van ‘no cure, no pay’-afspraken. Het hof is van oordeel dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte juridische bijstand door belanghebbende en de eventuele betaling van een proceskostenvergoeding door het bestuursorgaan aan zijn cliënten. Dat de betaling van de proceskostenvergoeding afhankelijk is van een succesvolle afloop van de procedure doorbreekt dit rechtstreekse verband niet. Het beroep van belanghebbende op het Baštová-arrest kan niet tot een ander oordeel leiden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/00380
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Roermond (hierna: de rechtbank) van 19 juni 2019, nummer BRE 18/2523 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017 opgelegd. Bij beschikking heeft de inspecteur tevens een boete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voornoemde naheffingsaanslag en beschikking. De inspecteur heeft uitspraak op de bezwaren gedaan en heeft daarbij het bezwaar ten aanzien van de boete gegrond verklaard, de boete verminderd naar nihil en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar inzake de naheffingsaanslag beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende en de inspecteur zijn uitgenodigd voor de zitting van 4 maart 2020 in ’s-Hertogenbosch. Zij zijn beide met kennisgeving aan het hof niet verschenen.
Het hof heeft het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld. Deze feiten neemt het hof over:
Belanghebbende is jurist, drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak en is als zodanig ondernemer voor de omzetbelasting. De werkzaamheden van belanghebbende bestaan uit onder meer het voeren van procedures voor derden.
Belanghebbende vertegenwoordigt cliënten in procedures en bedingt in sommige gevallen een vergoeding op basis van ‘no cure, no pay’. De vergoeding voor zijn werkzaamheden bestaat in dat geval uit de (proces)kostenvergoeding die aan zijn cliënt wordt toegekend bij een succesvolle afloop van de gevoerde procedure. Die vergoeding wordt niet als omzet aangemerkt en daarover wordt geen omzetbelasting aangegeven en voldaan.
Belanghebbende vertegenwoordigt ook cliënten in procedures waarvoor hij ten behoeve van zijn werkzaamheden en ongeacht de uitkomst van die procedure een vergoeding in rekening brengt. Belanghebbende brengt over laatstgenoemde vergoeding omzetbelasting in rekening en die omzetbelasting wordt op aangifte voldaan.
In aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde feiten stelt het hof op grond van de stukken van het geding de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Belanghebbende ontvangt voor zijn juridische bijstand geen toevoegingsvergoedingen, bedoeld in de Wet op de Rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. De bedragen die hij op basis van ‘no cure, no pay’-afspraken ontvangt, ziet enkel op de (proces)kostenvergoeding als bedoeld in artikelen 7:15 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende omzetbelasting verschuldigd is over de (proces)kostenvergoeding die hij ontvangt voor de dienstverlening op basis van ‘no cure, no pay’-afspraken.
Niet in geschil is dat belanghebbende kwalificeert als ondernemer voor de omzetbelasting en dat hij zijn diensten in Nederland verricht.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar (inzake de naheffingsaanslag) en de naheffingsaanslag.
De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.