Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1569, 19/00711
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1569, 19/00711
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 mei 2020
- Datum publicatie
- 25 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1569
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:291
- Zaaknummer
- 19/00711
Inhoudsindicatie
Arbeidskorting. De pensioeninkomsten betreffen inkomsten uit vroegere arbeid waardoor de arbeidskorting door de inspecteur terecht niet is verleend.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/00711
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 oktober 2019, nummer BRE 18/1982, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2016 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het hof heeft bepaald dat een zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1948. Hij heeft vanaf 1966 pensioenrechten opgebouwd in het kader van zijn dienstbetrekking bij het ministerie van Defensie. Nadat belanghebbende zijn functionele leeftijdsontslag kreeg, is de pensioenopbouw door blijven lopen tot aan de pensioeningangsdatum.
In 2016 ontving belanghebbende een pensioenuitkering van Stichting Pensioenfonds ABP (hierna: ABP) van € 42.695 en een AOW-uitkering van € 10.044.
In de aangifte IB/PVV voor 2016 heeft belanghebbende de inkomsten die hij verkreeg van ABP vermeld onder de rubriek ‘Loon of uitkering Ziektewet’.
Bij het opleggen van een voorlopige aanslag IB/PVV 2016 is aan belanghebbende de arbeidskorting verleend van € 1.407.
De inspecteur is bij de aanslagregeling afgeweken van de aangifte IB/PVV 2016 en de zojuist genoemde voorlopige aanslag en heeft het inkomen van ABP aangemerkt als inkomsten uit vroegere arbeid. De arbeidskorting is hierdoor komen te vervallen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de pensioeninkomsten van ABP als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking moeten worden aangemerkt waarvoor geen recht op de arbeidskorting geldt.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. De inspecteur vindt het tegenovergestelde.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag conform de aangifte en tot evenredige vermindering van de rentebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.