Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1649, 19/00667

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1649, 19/00667

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 mei 2020
Datum publicatie
2 juni 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1649
Zaaknummer
19/00667

Inhoudsindicatie

Belanghebbende verhuist in 2015 samen met haar echtgenoot in het kader van een uitzending naar Curacao. Belanghebbende heeft met haar stiefzoon en zijn vriendin afgesproken dat zij gedurende haar buitenlandplaatsing in de woning kunnen verblijven. Naar het oordeel van het hof is op grond van alle feiten en omstandigheden geen sprake van een kraakwachtsituatie als bedoeld in ECLI:NL:HR:2013:CA2316. Dat betekent dat vanaf dat moment de kosten van de woning niet meer als kosten eigen woning aftrekbaar zijn.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00667

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te Aruba,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant (hierna: de rechtbank) van 29 oktober 2019, nummer BRE 18/4781, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota ingediend, waarvan een exemplaar is overgelegd aan de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn, met toestemming van partijen, telefonisch gehoord [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , als gemachtigden van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [de man] . Belanghebbende is eigenaar van de woning, gelegen aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). Van 16 december 2002 tot 31 augustus 2015 stond belanghebbende op dat adres ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: de BRP). Per 31 augustus 2015 heeft belanghebbende zich laten uitschrijven uit de BRP en is zij voor haar werk bij het Ministerie van Defensie uitgezonden naar Curaçao, waar zij en haar partner vanaf dat tijdstip in een huurwoning woonden. Aansluitend is belanghebbende per 1 oktober 2018 uitgezonden naar Aruba.

2.2.

De echtgenoot van belanghebbende heeft een zoon, [de stiefzoon] , uit een eerder huwelijk (hierna: de stiefzoon). De stiefzoon is geboren op [geboortedatum 1] 1994. Belanghebbende heeft met de stiefzoon en zijn vriendin [de vriendin] (hierna: de vriendin) afgesproken dat zij gedurende haar buitenlandplaatsing in de woning kunnen verblijven. Met de stiefzoon heeft belanghebbende mondelinge afspraken over dit verblijf gemaakt en met de vriendin zijn op 31 augustus 2015 gelijkluidende mondelinge afspraken gemaakt die op 24 september 2017 in een bruikleenovereenkomst op schrift zijn gesteld.

2.3.

In die bruikleenovereenkomst is - onder meer - het volgende opgenomen:

“- de woning [adres] te [plaats] zal de komende drie jaren niet door ingebruikgever worden gebruikt ivm een buitenlandplaatsing;

- ingebruikgever is bereid de in 1.1 genoemde woning tijdelijk om niet (niet tegen enige vergoeding) in gebruik te geven aan gebruiker;

- partijen hebben niet de intentie daarmee een huurovereenkomst met elkaar aan te gaan;

- gebruiker is zich ervan bewust en stemt er uitdrukkelijk mee in dat de woning hem slechts tijdelijk huisvesting zal bieden, de einddatum staat vooralsnog vast op 7 december 2018, bij een eventuele verlenging van de buitenlandplaatsing kan de totale periode worden verlengd tot maximaal 4 jaar, in dat geval zal de einddatum liggen op 7 december 2019;

- gebruiker zal de in 1.1. genoemde woning leeg en ontruimd achterlaten op het moment dat de onderhavige overeenkomst eindigt;

- gebruiker kan en zal aan het einde van de overeenkomst geen aanspraken jegens ingebruikgever doen gelden;

(…)

2.1

De overeenkomst is aangegaan voor een bepaalde periode, ingaande op 31 augustus 2015 en eindigend op 7 december 2018. Indien ingebruikgever door onvoorziene omstandigheden op sociale of medische gronden eerder de buitenlandplaatsing moet beëindigen zal de einddatum van de overeenkomst worden aangepast naar een eerdere datum. Indien de buitenlandplaatsing van de ingebruikgever verlengd zal worden zal de einddatum van de overeenkomst worden aangepast naar een latere datum. Ingebruikgever zal de gebruiker zsm informeren als er omstandigheden zijn die zullen leiden tot een eerdere danwel latere einddatum.

(…)

3.2.

Gebruiker zal de woning gedurende de duur van de overeenkomst zelf bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben.

3.3.

De woning is bestemd als woonruimte en als werkruimte. Het is gebruiker toegestaan de woning te gebruiken om werkzaamheden te verrichten als gastouder;

(…)

4.2.

Ingebruikgever is gedurende overeenkomst niet gehouden tot het verrichten van onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de woning.

(…)

6.1.

Alle kosten die gebruiker in verband met het gebruik van de woning maakt, zijn voor zijn eigen rekening.

(…)

7.7.

Gebruiker dient een deugdelijke inboedelverzekering en een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten en gedurende de looptijd van de overeenkomst ter zake deugdelijk verzekerd te blijven.

(…)

8.3.

Gebruiker is aansprakelijk voor schade die aan de woning is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst en/of de wet.

(…)”

2.4.

De stiefzoon en de vriendin staan vanaf [geboortedatum 2] 2015 ingeschreven op het adres [adres] in [plaats] . Tot die tijd woonden de stiefzoon en de vriendin elders, ieder bij hun moeder. De vriendin is geboren op [geboortedatum 2] 1995.

2.5.

Op 28 maart 2016 heeft belanghebbende haar aangifte IB/PVV 2015 ingediend. Volgens de aangifte bedraagt het belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) € 37.167. In de aangifte heeft belanghebbende voor geheel 2015 het huurwaardeforfait en de hypotheekrenteaftrek voor de eigen woning toegepast. Daarvan uitgaande heeft belanghebbende de inkomsten uit eigen woning berekend op € 1.230 (huurwaardeforfait) -/- € 7.524 (hypotheekrente) = -/- € 6.294.

2.6.

De inspecteur is bij het opleggen van de aanslag afgeweken van de aangifte. Hij heeft daarbij het standpunt ingenomen dat de woning vanaf 31 augustus 2015 geen eigen woning meer vormt in de zin van artikel 3.111 Wet IB 2001 en voor die periode geen huurwaardeforfait en hypotheekrenteaftrek in aanmerking genomen. Hij heeft op basis daarvan de inkomsten uit eigen woning vastgesteld op € 667 (huurwaardeforfait) -/- € 4.995 (hypotheekrente) = -/- € 4.328. Dat betekent een correctie op de aangifte van € 6.294 -/- € 4.328 = € 1.966. De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.167 +/+ € 1.966 = € 39.133. Tevens is bij beschikking € 48 belastingrente in rekening gebracht. Voor het verdere procesverloop verwijst het hof naar 1.2. tot en met 1.8.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de woning vanaf 31 augustus 2015 nog kwalificeerde als een eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de inspecteur ontkennend.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van de aanslag overeenkomstig de aangifte. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Slotsom

6 Ten aanzien van het griffierecht

7 Ten aanzien van de proceskosten

8 Beslissing