Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1650, 19/00713 tot en met 19/00716
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1650, 19/00713 tot en met 19/00716
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 28 mei 2020
- Datum publicatie
- 2 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1650
- Zaaknummer
- 19/00713 tot en met 19/00716
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Waardering onroerende zaak in box 3. Het hof stelt de waarde schattenderwijs vast.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 19/00713 tot en met 19/00716
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] (Duitsland),
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 8 november 2019, nummers BRE 18/5342 tot en met 18/5344 en 19/739 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2012 tot en met 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen deze (navorderings)aanslagen bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende woont in Duitsland en is eigenaar van de onroerende zaak [adres] in [plaats 1] ( [gemeente] ). De onroerende zaak is een houten opstal. De oppervlakte van het perceel bedraagt 888 m2.
De onroerende zaak is aanvankelijk voor de Wet waardering onroerende zaken (deels) aangemerkt als een woning. Naar aanleiding van een bezwaarschrift tegen de WOZ-beschikking 2018 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] in de uitspraak op bezwaar vermeld dat de onroerende zaak een houten opstal betreft met een oppervlakte van 190 m2, met als bestemming cultuur en ontspanning. De waarde van de onroerende zaak is daarbij verminderd naar € 118.000 (waardepeildatum 1 januari 2017). Naar aanleiding van een door belanghebbende ingesteld beroep is die WOZ-waarde verlaagd naar € 65.000. Ook de WOZ-waarde 2019 is naar dat bedrag verlaagd.
De (navorderings)aanslagen zijn vastgesteld naar de volgende belastbare inkomens uit sparen en beleggen:
waarde onroerende zaak |
belastbaar inkomen uit sparen en beleggen |
|
2012 |
€ 219.000 |
€ 7.914 |
2013 |
€ 211.000 |
€ 7.594 |
2014 |
€ 206.000 |
€ 7.394 |
2015 |
€ 203.000 |
€ 7.266 |
De rechtbank heeft de waarde van de onroerende zaak voor alle jaren schattenderwijs gesteld op € 90.000, de aanslagen verminderd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.754 (jaren 2012 tot en met 2014) en € 2.746 (jaar 2015), de beschikkingen belastingrente evenredig verminderd en de inspecteur gelast de betaalde bedragen griffierecht te vergoeden.
De inspecteur heeft bij beschikkingen van 13 december 2019 de aanslagen verminderd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de waarde van de onroerende zaak.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en verdere verlaging van de (navorderings)aanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.