Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1751, 17/00493

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1751, 17/00493

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 juni 2020
Datum publicatie
15 juni 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1751
Zaaknummer
17/00493
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 47

Inhoudsindicatie

Aan elke persoon van een groep van 11 personen, behorende tot dezelfde (familie)groep, heeft de inspecteur m.b.t. de inkomstenbelasting over meerdere jaren een informatiebeschikking gegeven omdat niet aan artikel 47 van de AWR zou zijn voldaan. In de ogen van de inspecteur hebben deze personen geen goede verklaring gegeven voor hun uitgavenpatroon. Evenals de rechtbank stelt het hof de inspecteur in het gelijk.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 17/00493

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 2 juni 2017, nummer BRE 16/3006, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna te noemen informatiebeschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 3 december 2013 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) gegeven met betrekking tot de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) ter zake van de jaren 2005 tot en met 2010 (hierna: de informatiebeschikking).

1.2.

De Inspecteur heeft de informatiebeschikking, na hiertegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 7 april 2016 gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

1.4.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om (alsnog) binnen twee maanden na de dag van verzending van de – in de onderhavige procedure bestreden – uitspraak de in de informatiebeschikking gevraagde informatie te verstrekken.

1.5.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 24 april 2018 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende [A] , ter bijstand vergezeld door [B] , en de gemachtigden van belanghebbende [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , verbonden aan [kantoornaam] te [kantoorplaats] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.8.

Het hoger beroep en het incidentele hoger beroep in de onderhavige zaak is te dezer zitting gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de hoger beroepen en incidentele hoger beroepen met de kenmerken 17/00488 tot en met 17/00492 en de kenmerken 17/00494 tot en met 17/00498.

1.9.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.10.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

2.1. Belanghebbende, geboren [geboortedatum] 1988, is voor de jaren 2005 tot en met 2010 niet uitgenodigd tot het doen van aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv).

2.2.

Met dagtekening 8 december 2010 en 27 december 2012 heeft de inspecteur ambtshalve aan belanghebbende over de jaren 2005 tot en met 2010 voorlopige aanslagen, primitieve aanslagen en navorderingsaanslagen ib/pvv opgelegd. In de brief van 8 december 2010 gericht aan belanghebbende waarin de aanslagen worden aangekondigd is onder meer het volgende vermeld:

‘U heeft over de jaren 2005 tot en met 2009 geen aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ingediend. Om te kunnen beoordelen of dit juist is heeft de inspecteur uw zichtbare inkomsten en uitgaven in kaart gebracht. Hieruit komt het volgende naar voren.

Onroerende zaken

Op 20 april 2005 koopt u een pand aan de [adres] te [plaats] . De aankoopprijs bedraagt € 70.000, aankoopprijs inclusief kosten koper circa € 77.000. In dit pand is zodoende tenminste een bedrag van € 77.000 aan eigen geld geïnvesteerd.

Auto’s

Sinds 9 maart 2009 heeft u een auto op naam staan, te weten een Mercedes [type] , kenteken [kenteken] met een nieuwwaarde van € 63.966. (…)

Van u is geen arbeidsinkomen bekend.’

2.3.

Belanghebbende heeft tegen alle aanslagen bezwaar gemaakt en daarbij een aantal bewijsmiddelen overgelegd, zoals leningsovereenkomsten.

2.4.

Tijdens de bezwaarfase is de volgende, voor zover hier relevant, correspondentie gevoerd:

2.4.1.

Een brief van de inspecteur van 16 februari 2011 aan de toenmalige gemachtigde waarin onder meer en voor zover hier van belang het volgende is vermeld:

‘Op 7 februari 2011 en 14 februari 2011 heb ik met u besprekingen gevoerd inzake de door u ingediende bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslagen, primitieve aanslagen en voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005 tot en met 2010 welke zijn opgelegd ten name van de volgende personen (hierna te noemen: belanghebbenden):

[belanghebbende] [nummer]

(…)

[belanghebbende]

Ik verzoek u mij kopieën toe te zenden van de volgende stukken:

* Schriftelijke stukken waaruit blijkt dat [C] akkoord gaat met de eenzijdige aanpassing van de vordering (op 11 februari 2011) van € 76.267,57 naar € 56.396,83 op [belanghebbende] .

Ik verzoek u verder antwoord te geven op de volgende vragen:

* Waarom is [C] bereid aan [belanghebbende] een renteloze en aflossingsvrije lening te verstrekken voor de aankoop van een pand van € 76.267?

* Ik verzoek u aan te geven met welk doel [belanghebbende] het pand aan de [adres] te [plaats] heeft gekocht.

* [belanghebbende] koopt op 9 maart 2009 een Mercedes [type] , kenteken [kenteken] . Ik verzoek u ten aanzien van deze auto de aankoopnota en betalingsbewijzen te overleggen en aan te geven hoe hij de aankoop van deze auto heeft gefinancierd.

* Hoeveel geld kost de hiervoor genoemde auto [belanghebbende] jaarlijks, bijvoorbeeld aan brandstof, verzekeringen, onderhoud en dergelijke? Ik verzoek u mij betalings-bewijzen toe te sturen van de verzekeringspremies en eventuele onderhoudskosten.’

2.4.2.

Een brief van de inspecteur van 11 juni 2013 aan de toenmalige gemachtigde waarin onder meer en voor zover hier van belang het volgende is vermeld:

‘Reeds geruime tijd heb ik de door u ingediende bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslagen, primitieve aanslagen en voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005 tot en met 2010 ten name van de volgende personen (hierna te noemen: belanghebbenden) in behandeling:

[belanghebbende] [nummer]

(…)

Op 4 juni 2013 heb ik het voorgaande met u besproken en heb ik geconcludeerd dat u de werkelijke herkomst van de gelden verzwijgt en dat u niet voldoet aan uw informatieverplichting van artikel 47 AWR.’

2.4.3.

Een brief van de inspecteur van 8 november 2013 aan de toenmalige gemachtigde waarin onder meer en voor zover hier van belang het volgende is vermeld:

‘Op 4 januari 2011 heeft u bezwaar aangetekend tegen de navorderingsaanslagen, primitieve aanslagen en voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005 tot en met 2010 welke zijn opgelegd ten name van de volgende personen (hierna te noemen: belanghebbenden):

[belanghebbende] [nummer]

(…)

Uw gemachtigden hebben aan mij de volgende leningsovereenkomsten en/of schuldbekentenissen overgelegd:

Nr.

Schuldenaar

Datum

Bedrag

Bijzonderheid

(…)

16.

[belanghebbende]

06-07-2005

SEK 500.000

[adres] , [plaats]

17.

[belanghebbende]

22-04-2009

€ 76.267,57

[adres] , [plaats]

(…)

Ik stel vast dat ik u meerdere keren heb gevraagd naar de herkomst van gelden, en dat u deze vraag heeft beantwoord door te stellen dat u deze gelden heeft geleend, alsmede dat u ten bewijze hiervan leningsovereenkomsten heeft overgelegd. Nu blijkt dat deze leningsovereenkomsten zijn vervalst, dient te worden geconcludeerd dat u mijn vragen bewust niet naar waarheid heeft beantwoord en dat u derhalve niet aan uw informatieverplichting van artikel 47 AWR heeft voldaan.

(…)

5. Laatste verzoek om informatie

Nu u niet adequaat op mijn verzoek om informatie hebt gereageerd, ben ik voornemens een informatiebeschikking (ex artikel 52a AWR) aan u af te geven. Alvorens dit te doen stel ik u echter nog eenmaal in de gelegenheid mijn vragen naar waarheid te beantwoorden. Ik verzoek u daarom de volgende vraag te beantwoorden:

Hoe hebben belanghebbenden, afgezien van de bekende bijstandsuitkeringen en dergelijke die zij hebben ontvangen, de financiële middelen vergaard waarmee zij sinds 2005 auto’s, huizen en het gezamenlijke levensonderhoud hebben betaald?

Ik verzoek u deze vraag binnen twee weken na dagtekening van deze brief te beantwoorden.’

2.5.

Tot de gedingstukken behoren afschriften van de vertalingen van de leningsovereenkomsten nr. 16 en 17. Leningsovereenkomst 16 betreft een ‘eenvoudig schuldbewijs’ van 500.000 Zweedse kronen met belanghebbende en een familielid als ‘leningnemers’. De lening is verstrekt voor het ‘uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in bestaande zaak’. Leningsovereenkomst 17 is een schuldbekentenis inhoudende dat belanghebbende € 76.267,57 heeft geleend van [C] te Zweden.

2.6.

De inspecteur heeft met dagtekening 3 december 2013 de onderhavige informatiebeschikking vastgesteld.

2.7.

Belanghebbende is samen met een aantal familieleden door de meervoudige strafkamer van rechtbank Oost-Brabant bij vonnis van 18 januari 2016 veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrifte. De strafrechter heeft daarbij onder meer de gestelde herkomst van de gelden waarmee de verschillende woningen zijn aangekocht – inzameling door de [D-gemeenschap] – als ongeloofwaardig terzijde geschoven en de op die herkomst voortbouwende overeenkomsten voor het merendeel aangemerkt als valselijk opgemaakt.’.

In aanvulling op de door de Rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast, met dien verstande dat het Hof de door de Rechtbank gehanteerde nummering vervolgt:

2.8.

De leningsovereenkomsten waarnaar verwezen wordt onder 2.5 zijn achteraf opgesteld.

2.9.

De leningsovereenkomst met het nummer 16 en dagtekening 6 juli 2015 (hierna: de leningsovereenkomst met het nummer 16) luidt als volgt:

Leninggever: [J] (…)

Leningnemers: 1. [B] (…)

2. [belanghebbende] (…)

Betalingsverplichting

Leningnemer zal aan leninggever een bedrag betalen van vijfhonderdduizend (500.000) Zweedse kronen overeenkomstig de bepalingen in dit schuldbewijs.

Rente

Bedraagt SEK 0.

Betalingstermijn

Het betreft een opzegbare lening

De lening betreft:

Uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in bestaande zaak. (…)”.

2.10.

In de, eveneens achteraf opgestelde, leningsovereenkomst met het nummer 17 en dagtekening 20 april 2009 (hierna: de leningsovereenkomst met het nummer 17) is, voor zover relevant, het volgende opgenomen, met dien verstande dat belanghebbende wordt aangeduid als ‘schuldenaar’ en [C] als ‘schuldeiseres’:

‘1. De overeenkomst is aangegaan voor onbetaalde tijd.

2. De schuldenaar is niet verplicht om over de geleende som, of het restant daarvan, rente te betalen.

3. De schuldenaar is niet verplicht op de hoofdsom of het restant daarvan af te lossen,

4. a. De hoofdsom of het eventuele restant daarvan is te allen tijde terstond en zonder enige waarschuwing opeisbaar in de navolgende gevallen:

a. bij faillissement, onder curatelestelling of overlijden van de schuldenaar;

b. bij boedelafstand door de schuldenaar;

c. bij het aanvragen van surséance van betaling door de schuldenaar;

d. bij onderbewindstelling van het gehele vermogen van de schuldenaar;

e. bij beslaglegging door derden op de goederen van de schuldenaar;

b. De hoofdsom of het eventuele restant daarvan is voorts terstond opeisbaar bij verkoop van de winkel gelegen op het [E-oord] aan de [straat] te [plaats] , waarvan de schuldenaar de eigendom heeft verkregen bij akte op heden verleden voor mij, notaris, behoudens als hierna bepaald. (…)

(…)

5. De schuldenaar is bevoegd te allen tijde zonder enige waarschuwing aflossingen te

doen, mits in ronde sommen van tienduizend euro (€ 10.000,00) of een veelvoud

daarvan.

(…)

8. De schuldenaar is gehouden om op de eerste vordering van de schuldeisers ten

behoeve van laatstgenoemde zekerheid te verschaffen voor al hetgeen de schuldeiseres

op grond van deze overeenkomst heeft te vorderen. (…)’.

2.11.

Voor zover in de onderhavige procedure relevant heeft de Inspecteur bij brief met dagtekening 25 november 2011 de navolgende vragen aan belanghebbende gesteld:

‘(…) Vraag 2

Ik verzoek u verder van alle verstrekte leningen, waarvan u stelt dat het geld hiervoor is ingezameld binnen de [D-gemeenschap] , per lening het volgende aan te geven:

* De volledige naam (voorna(a)m(en) en achternaam) van alle personen die geld hebben ingelegd, inclusief het adres, de woonplaats en het land;

* Het bedrag dat bij elk van de personen is ingezameld;

* De wijze waarop het geld is ingezameld (dus bijvoorbeeld bancair of in contanten);

* Bij contante inleg: de plaats (land en plaatsnaam) waar het geld is ingelegd

* De datum waarop het geld is ingezameld.

Vraag 3

In de door u overgelegde leningsovereenkomsten wordt in een aantal gevallen aangegeven dat de [D-gemeenschap] partij is bij de overeenkomst. Ik verzoek u zo concreet mogelijk aan te geven op welke wijze afspraken worden gemaakt met de [D-gemeenschap] .

Vraag 4

Ik verzoek u aan te geven of de hiervoor genoemde personen, naast de leningen, ook giften van enige omvang hebben ontvangen. Indien dit het geval is, verzoek u per gift het volgende aan te geven:

* De naam van de persoon die de gift heeft ontvangen;

* De volledige naam (voorna(a)m(en) en achternaam) van alle personen die geld hebben geschonken, inclusief het adres, de woonplaats en het land;

* Het bedrag dat door elk van de personen is geschonken;

* De wijze waarop het geld is geschonken (dus bijvoorbeeld bancair of in contanten);

* Bij een contante schenking: de plaats (land en plaatsnaam) waar de schenking is gedaan;

* De datum waarop het geld is geschonken. (…)’.

2.12.

De informatiebeschikking luidt, voor zover in de onderhavige procedure relevant, als volgt:

‘(…) 5. Informatiebeschikking

Ik stel vast dat ik u meerdere keren heb gevraagd naar de herkomst van gelden, en dat u deze vraag heeft beantwoord door te stellen dat u deze gelden heeft geleend, alsmede dat u ten bewijze hiervan leningsovereenkomsten heeft overgelegd. Nu blijkt dat deze leningsovereenkomsten zijn vervalst, dient te worden geconcludeerd dat u mijn vragen bewust niet naar waarheid heeft beantwoord en dat u derhalve niet aan uw informatieverplichting van artikel 47 AWR heeft voldaan.

Op basis van het voorgaande heb ik u op 8 november 2013 voor de laatste keer in de gelegenheid gesteld om naar waarheid te verklaren hoe u de genoemde gelden heeft verkregen. Hierop heeft u niet gereageerd. Daarom ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking (ex. Artikel 52a AWR). (…)’.

2.13.

[F] (hierna: [F] ), de voorzitter van [G] / [H] , is in het kader van een door Nederland ingediend rechtshulpverzoek op 3 april 2012 door de Zweedse politie verhoord. Voor zover in de onderhavige procedure relevant heeft [F] het navolgende verklaard tijdens het politieverhoor:

‘(…) V: Hadden [G] en [H] dezelfde doelen, en zo ja wel doel/ doelen hadden deze?

A: [F] zegt dat dit het geval is en dat het ging om het behartigen van de belangen en de integratie in Zweden van de [D] .

(…)

V: Heeft [H] ook tot taak de mogelijkheden van de [D] te behartigen om woningen te kopen in Europa?

A: [F] zegt dat dit een deel is waarmee [H] mee kan helpen en dan vooral als het gaat om de verschillende contacten met overheden en privépersonen. Men kan stellen dat de vereniging met raad en steun helpt.

V: Helpt [H] ook met het inzamelen van geld voor hen die economische hulp behoeven in verband met de aanschaf van woningen?

A: [F] zegt dan dat [H] kan functioneren als tussenpersoon tussen hen die geld nodig hebben en zij waarvan gedacht kan worden die mee kunnen helpen. Volgens [F] is het niet [H] die bijdraagt met geld.

[F] vertelt dat [D] die economische hulp nodig hebben deze hulp van [D] vragen, privépersonen, in andere landen, bijvoorbeeld in Zweden. Het geld dat wordt ingezameld wordt direct aan de personen overhandigd die deze hulp hebben gevraagd. Er gaat dus geen geld via [H] .

Pas als het geld is ingezameld en aan de [D] is gegeven, in dit geval in Holland, dat om de inzameling heeft gevraagd, wordt [H] ingelicht dat het gebeurd is. Pas dan reageert [H] op die wijze dat ze bevestigen dat geld is ingezameld en dat dit geld een lening is aan degenen waarvoor men de inzameling heeft gedaan.

[F] zegt dat in de verklaring die [H] opmaakt ook de grootte van de lening wordt vermeld. Informatie omtrent de hoogte van het bedrag wordt door degene of degenen die het geld heeft/hebben ontvangen aan [H] gegeven. Het is ook aan hen die geld hebben mogen lenen dat [H] een verklaring betreffende de lening afgeeft. Degenen die de lening hebben ontvangen overhandigen daarna een kopie van de verklaring aan de personen die het geld hebben uitgeleend, door verschillende inzamelingen.

[F] zegt dat [H] degene die geld inzamelen niet kent of ermee bekend is.

(…)

V: Kunt u aangeven wat de precieze rol is van [G] / [H] met betrekking tot de leningen?

A: Zoals [F] eerder heeft aangegeven heeft [H] niets van doen met de leningen. Ze hebben slechts de onderhavige verklaringen opgesteld rondom de leningen.

O: Wij hebben informatie dat het gaat om renteloze leningen zonder aflossingsverplichting.

V: Kunt u aangeven wat dit precies betekent?

A: [F] zegt dat het precies is zoals het er staat, dus dat de leningen zonder zowel rente als aflossing lopen. Echter zullen de leningen, bij een eventuele verkoop van de woning, terug worden betaald aan de kredietverstrekkers.

V: Op welke wijze en wanneer dienen deze leningen terug te worden betaald en aan wie?

A: Dit zal pas gebeuren als het pand/de woning wordt verkocht, en geen nieuwe woning wordt gekocht.

O: Een lening houdt in dat geld op enig moment terugbetaald dient te worden aan de mensen die het geld hebben uitgeleend.

V: Op welke wijze is vastgelegd welk bedrag aan welke personen/organisaties moet worden terugbetaald (wie legt dit vast, waar is dit vastgelegd etc.)?

A: [F] zegt dat [H] een dergelijk register niet heeft. Hij meent dat het de leners zelf zijn die deze informatie hebben. Het is met andere woorden slechts zij, de leners, de weten aan wie en hoeveel ze moeten terugbetalen. (…)’.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur de informatiebeschikking terecht aan belanghebbende heeft gegeven.

3.2.

Meer in het bijzonder betreft het geschil het antwoord op de hierna opgenomen vragen:

I. Heeft belanghebbende voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 47 van de AWR?

II. Bij ontkennende beantwoording van vraag I: Mocht de Inspecteur de informatiebeschikking in de bezwaarfase aan belanghebbende geven?

III. Bij ontkennende beantwoording van vraag I en bevestigende beantwoording van vraag II: Levert de informatiebeschikking strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur op?

IV. Bij ontkennende beantwoording van vragen I en III en bevestigende beantwoording van vraag II: Heeft de Rechtbank terecht een termijn aan belanghebbende gesteld om (alsnog) te voldoen aan de verplichting als bedoeld in artikel 47 van de AWR?

3.3.

Belanghebbende is van mening dat de vragen I en III bevestigend moeten worden beantwoord en vraag II ontkennend moet worden beantwoord. Met betrekking tot de beantwoording van vraag IV refereert belanghebbende zich aan het oordeel van het Hof. De Inspecteur is van mening dat vragen I, III en IV ontkennend beantwoord moeten worden en vraag II bevestigend.

3.4.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakt proces-verbaal.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het door hem tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de informatiebeschikking. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, doch enkel voor wat betreft de beslissing om belanghebbende een nieuwe termijn te gunnen om (alsnog) te voldoen aan de informatieverzoeken. De Inspecteur bepleit dat het Hof aan belanghebbende geen nieuwe termijn dient te geven om (alsnog) te voldoen aan de informatieverzoeken.

4 Gronden

5 Beslissing