Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1844, 19/00251
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1844, 19/00251
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 juni 2020
- Datum publicatie
- 22 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1844
- Zaaknummer
- 19/00251
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag BPM. Voor vaststellen afschrijvingspercentage gebruikte kampeerauto moet rekening worden gehouden met uitrusting tot kampeerauto. Diverse andere onderwerpen (met veelal beroep op Unierecht): opleggen naheffingsaanslag na belastbaar feit, heffing griffierecht, rente over griffierecht, beslissing (im)materiële schadevergoeding door andere rechters, vergoeding van (im)materiële schade, hoogte (proces)kostenvergoeding, schending verdedigingsbeginsel, schending hoorplicht bezwaarfase.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 19/00251
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 26 maart 2019, nummer BRE 17/5353 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid).
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan.
De inspecteur heeft vervolgens een naheffingsaanslag BPM opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en een immateriële schadevergoeding toegekend.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij tussenuitspraak van 13 maart 20201 heeft het hof gemachtigde geweigerd om nog langer bijstand te verlenen in de onderhavige zaken dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen en heeft belanghebbende de gelegenheid gekregen om binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen. Belanghebbende heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op 28 april 2015 aangifte BPM gedaan voor de registratie van een ingevoerde kampeerauto, een [merk] met VIN eindigend op [nummer] (hierna: de kampeerauto). De kampeerauto heeft als datum eerste toelating 21 mei 2012.
In de aangifte is de handelsinkoopwaarde bepaald aan de hand van de koerslijst van een besteluitvoering. Belanghebbende is bij de aangifte voor de kampeerauto uitgegaan van een historische nieuwprijs (inclusief accessoires/opties) van € 46.517 en een handelsinkoopwaarde op basis van de koerslijst van € 15.448, resulterend in een afschrijving van 66,8 %. De bruto BPM bedraagt volgens de aangifte € 11.400. Het aangiftebiljet vermeldt een te betalen bedrag van € 3.785 en belanghebbende heeft dit bedrag op 13 mei 2015 voldaan.
De inspecteur heeft bij brief van 25 november 2015 een aankondiging verstuurd met het voornemen om een naheffingsaanslag op te leggen. Volgens de inspecteur kan de bij de aangifte gehanteerde koerslijst van een besteluitvoering niet dienen voor de bepaling van de afschrijving van de kampeerauto. De inspecteur heeft de te betalen BPM berekend op basis van de afschrijvingstabel en daarom is meer BPM verschuldigd. De afschrijving is 56,998%. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om vóór 11 december 2015 te reageren. Belanghebbende heeft daarop niet gereageerd.
De inspecteur heeft op 5 april 2016 een naheffingsaanslag naar een bedrag van € 1.117 opgelegd. Daarnaast is bij beschikking € 14 aan belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft bij brief van 13 mei 2016 (ontvangen op 17 mei 2016) bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de beschikking.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 juni 2017 de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd. Belanghebbende is in bezwaar gehoord op 30 mei 2017.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en een immateriële schadevergoeding en een veroordeling in de proceskosten uitgesproken.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Dient de beslissing over de (im)materiële schadevergoeding te worden genomen door andere rechters?
-
Mag voor de vaststelling van de waardevermindering - en daarmee van de verschuldigde BPM – worden uitgegaan van de waardevermindering van een gesloten bestelauto waarop de kampeerauto is gebaseerd?
-
Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijke proceskosten?
-
Is het opleggen van een naheffingsaanslag nadat een belastbaar feit heeft plaatsgevonden in strijd met het Unierecht?
-
Is het heffen van griffierecht in strijd met het Unierecht?
-
Heeft belanghebbende recht op rentevergoeding over het terugbetaalde griffierecht?
-
Heeft de inspecteur de toegekende immateriële schadevergoeding (tijdig) betaald?
-
Is het verdedigingsbeginsel geschonden?
-
Is de hoorplicht geschonden?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.