Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1847, 19/00572 en 19/00573
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1847, 19/00572 en 19/00573
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 juni 2020
- Datum publicatie
- 22 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1847
- Zaaknummer
- 19/00572 en 19/00573
Inhoudsindicatie
Voldoening op aangifte BPM en naheffingsaanslag BPM. Diverse onderwerpen (met veelal beroep op Unierecht): schending hoorplicht bezwaarfase, rentevergoeding over ambtshalve teruggaaf, rentevergoeding over de vernietigde naheffingsaanslag, vergoeding van materiële schade, hoogte proceskostenvergoeding, beslissing immateriële schadevergoeding door andere rechters, heffing griffierecht, rente over griffierecht, opleggen naheffingsaanslag na belastbaar feit, schending verdedigingsbeginsel.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 19/00572 en 19/00573
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] , h.o.d.n. [bedrijf] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 22 augustus 2019, nummers BRE 17/4892 en 17/4893, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid).
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan.
De inspecteur heeft vervolgens een naheffingsaanslag BPM opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar deels gegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ten dele gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij tussenuitspraak van 13 maart 20201 heeft het hof gemachtigde geweigerd om nog langer bijstand te verlenen in de onderhavige zaken dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen en heeft belanghebbende de gelegenheid gekregen om binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen. Belanghebbende heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op 11 maart 2013 aangifte BPM gedaan voor de registratie van een ingevoerde auto, een [automerk] met VIN eindigend op [nummer] (hierna: de auto). De auto heeft als datum eerste toelating 15 juli 2009.
In de aangifte is de handelsinkoopwaarde bepaald aan de hand van de koerslijst XRAY (marge-auto). Belanghebbende is bij de aangifte voor de auto uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 85.986 en een handelsinkoopwaarde op basis van de koerslijst XRAY van € 28.210, resulterend in een afschrijving van 67,2%. De bruto BPM bedraagt volgens de aangifte € 19.209. Het aangiftebiljet vermeldt een te betalen bedrag van € 6.301 en belanghebbende heeft dit bedrag op 18 maart 2013 voldaan.
De inspecteur heeft bij brief van 9 juli 2013 een aankondiging verstuurd met het voornemen om een naheffingsaanslag op te leggen. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om vóór 23 juli 2013 te reageren. Belanghebbende heeft daarop niet gereageerd.
De inspecteur heeft op 13 februari 2014 een naheffingsaanslag naar een bedrag van € 433 opgelegd. Belanghebbende heeft op 13 maart 2014 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag.
Bij brief van 6 oktober 2014 is aan de gemachtigde van belanghebbende bericht:
“Als aanvulling op de brief van 30 september 2014 van de Heer [A] met betrekking tot het aanhouden van de te behandelen bezwaarschriften inzake het vaststellen van de handelsinkoopwaarde als BTW auto, wordt onderstaand dossier toegevoegd:”
Vervolgens staat het dossier van belanghebbende vermeld.
Op 30 september 2014 heeft de inspecteur gemachtigde het volgende bericht:
“Bij de Belastingdienst, kantoor Roosendaal zijn onderstaande bezwaarschriften in behandeling met betrekking tot het al dan niet aanmerken van onderwerpelijke voertuigen bij het vaststellen van de handelsinkoopwaarde als BTW auto’s.
In eerdere gesprekken met de heer [B] van kantoor Emmen en ook heden na het hoorgesprek in een aantal andere zaken, heeft u verzocht de behandeling van de dossiers met betrekking tot dit geschil aan te houden tot het moment dat over deze kwestie uitspraak is gedaan in cassatie. Ik kan hiermee instemmen voor zover het betreft onderstaande dossiers:
(...)”
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 mei 2017 de naheffingsaanslag vernietigd en een kostenvergoeding toegekend van € 246. Belanghebbende is in bezwaar niet gehoord. De inspecteur heeft ook bij afzonderlijke uitspraak van 30 mei 2017 het bezwaar tegen de voldoening op aangifte niet-ontvankelijk verklaard en ambtshalve beslist dat recht bestaat op een teruggave van € 314.
De rechtbank heeft in de zaak 17/4892 (voldoening op aangifte) het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, zich onbevoegd verklaard om te oordelen over de beslissing(en) inzake een verzoek om ambtshalve teruggaaf, waaronder een eventuele rentevergoeding. Voorts heeft de rechtbank in de zaak 17/4893 (naheffingsaanslag) het beroep ongegrond verklaard, zich onbevoegd verklaard over de verzochte rentevergoeding en beslist dat de inspecteur een rentevergoeding is verschuldigd over het bedrag aan kostenvergoeding van € 246 indien dit bedrag niet tijdig is vergoed. In beide zaken heeft de rechtbank een immateriële schadevergoeding en een veroordeling in de proceskosten uitgesproken.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de hoorplicht geschonden?
2. Bestaat recht op rentevergoeding over de ambtshalve verleende teruggaaf van belasting?
3. Bestaat recht op rentevergoeding over de vernietigde naheffingsaanslag?
4. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijke proceskosten?
5. Dient de beslissing over de immateriële schadevergoeding te worden genomen door andere rechters?
6. Is het heffen van griffierecht in strijd met het Unierecht?
7. Heeft belanghebbende recht op rentevergoeding over het terugbetaalde griffierecht?
8. Is het opleggen van een naheffingsaanslag nadat een belastbaar feit heeft plaatsgevonden in strijd met het Unierecht?
9. Is het verdedigingsbeginsel geschonden?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.