Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:240, 19/00260
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:240, 19/00260
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 24 januari 2020
- Datum publicatie
- 20 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:240
- Zaaknummer
- 19/00260
Inhoudsindicatie
Proceskostenvergoeding. Het hof kent alsnog vergoeding van verletkosten toe.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/00260
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 19 april 2019, nummer BRE 18/2973, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Loon op Zand,
hierna: de Heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak, [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2017 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het kalenderjaar 2018 op € 226.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen eigenaar 2018 (hierna: de aanslag), aanslagnummer [aanslagnummer] bekend gemaakt. Bij de uitspraken op bezwaar van 25 april 2018 heeft de Heffingsambtenaar de waarde en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 12 december 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is (mede) gebruiker en genothebbende krachtens eigendom van de woning.
Belanghebbende heeft bij brief van 5 mei 2018, binnengekomen bij de Rechtbank op 8 mei 2018, zelf een beroepschrift ingediend tegen de uitspraken op bezwaar. Op 4 juli 2018 heeft een gemeentelijk taxateur de woning bezocht. Op 12 juli en 17 juli 2018 heeft belanghebbende persoonlijk telefonisch overleg gevoerd met de Heffingsambtenaar. Tijdens het laatste gesprek werden belanghebbende en de Heffingsambtenaar het eens over de waardering van de woning op € 185.000. Bij de zitting van de Rechtbank was belanghebbende zonder professionele rechtsbijstandverlener aanwezig.
Belanghebbende is in dienst bij [bedrijf 1] te [plaats 1] en volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is hij zelfstandige in E-bouwmanagement. Daarnaast verricht hij werkzaamheden voor [bedrijf 2] te [plaats 2] .
Belanghebbende heeft op 7 maart 2019 het formulier proceskosten bij de Rechtbank ingeleverd. Hierin verzoekt belanghebbende om vergoeding van de volgende kosten:
Reis- en verblijfkosten € 34,80
Verletkosten € 1.628
Verschotten € 117,75
Andere kosten € 781,66
De verletkosten zien op verlet vanwege de bezorging van het beroepschrift bij de Rechtbank, vanwege het aanwezig zijn bij de gemeentelijke taxatie van de woning en vanwege het bijwonen van de zitting bij de Rechtbank. De ‘andere kosten’ betreffen kosten van taxatie en van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Onder ‘verschotten’ heeft belanghebbende de vermindering van de aanslag en het griffierecht opgenomen.
De Rechtbank heeft overeenkomstig het gelijkluidend standpunt van partijen de WOZ-waarde van de woning verminderd tot € 185.000 en ook de aanslag overeenkomstig de WOZ-waarde verminderd. Het beroep van belanghebbende is daarom gegrond verklaard en de Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 16 en hem gelast tot vergoeding van het griffierecht.
Tot de stukken van het geding behoren e-mails tussen belanghebbende en [A] van 29 april 2018 en van 19 en 23 augustus 2018.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is uitsluitend de hoogte van de kostenvergoeding in de bezwaar- en de beroepsfase. Belanghebbende bepleit een vergoeding van verletkosten, en andere kosten overeenkomstig het formulier proceskosten (zie 2.4) en vergoeding van reiskosten op basis van openbaar vervoer. De Heffingsambtenaar sluit zich aan bij het oordeel van de Rechtbank.
Niet in geschil is dat de door belanghebbende onder het hoofd ‘verschotten’ opgevoerde kosten geen proceskosten vormen.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben partijen daaraan, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, nog het volgende toegevoegd:
Belanghebbende stelt dat er diverse geschilpunten zijn met de gemeente Loon op Zand en dat hij open staat voor mediation en dat hij in het verleden ook om mediation heeft verzocht omdat hij zich niet gehoord voelt door de gemeente. De Heffingsambtenaar geeft aan dat hij met de betreffende afdeling contact zal opnemen en mee zal delen dat belanghebbende met ze in gesprek wil om de diverse geschilpunten op te lossen.