Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:241, 19/00269
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:241, 19/00269
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 24 januari 2020
- Datum publicatie
- 20 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:241
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1798
- Zaaknummer
- 19/00269
Inhoudsindicatie
Belanghebbende exploiteert een recreatiepark. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende navorderingsaanslag in de toeristenbelasting opgelegd. Het betoog van belanghebbende dat deze aanslag niet als navorderingsaanslag kan worden opgevat faalt. Gelet op o.a. de eerder door de heffingsambtenaar verstuurde aankondiging kon er bij belanghebbende geen twijfel bestaan over het karakter van de opgelegde navorderingsaanslag.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/00269
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 12 april 2019, nummer BRE 18/00622, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te noemen navorderingsaanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 30 juni 2013, aanslagnummer [aanslagnummer 1] , heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag in de toeristenbelasting voor het jaar 2013 opgelegd naar een bedrag van € 57.222 (hierna ook wel: de aanslag 2013).
Met dagtekening 31 oktober 2015, aanslagnummer [aanslagnummer 2] , heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende een, als navorderingsaanslag aangekondigde, aanslag in de toeristenbelasting voor het jaar 2013 opgelegd. Na tegen deze aanslag gemaakt bezwaar, heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard, de aanslag vernietigd en een bedrag van € 357 aan toeristenbelasting aan belanghebbende gerestitueerd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 338. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De griffier van het Hof heeft een griffierecht geheven van € 519. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 18 december 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [A] , directeur, vergezeld van belanghebbendes gemachtigde [gemachtigde] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende exploiteert in 2013 een recreatiepark in [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] .
Op 4 april 2013 heeft belanghebbende aangifte gedaan voor de toeristenbelasting over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 (hierna: de aangifte 2013). In de aangifte 2013 is melding gemaakt van 423 kampeermiddelen op vaste standplaatsen en 81 kampeermiddelen op volgtijdige standplaatsen. Belanghebbende heeft in de aangifte 2013 verzocht om het aantal overnachtingen forfaitair vast te stellen.
De Heffingsambtenaar heeft de aanslag 2013 opgelegd in overeenstemming met de aangifte 2013. Op het aanslagbiljet staat het volgende vermeld:
AANSLAGBILJET
soort belasting |
periode/tijdstip |
heffingsmaatstaf |
omschrijving belastingobject |
tarief |
bedrag |
Toeristenbelasting |
01-01-2013 31-12-2013 |
Aantal Hotel, pension, vakantiebungalows etc.: 423 |
[adres] [vestigingsplaats] |
€ 119,00 |
€ 50.337,00 |
Toeristenbelasting |
01-01-2013 31-12-2013 |
Aantal Campingplaatsen, chalets etc.: 81 |
[adres] [vestigingsplaats] |
€ 85,00 |
€ 6.885,00 |
Aanslagbiljetbedrag |
€ 57.222,00 |
De Heffingsambtenaar heeft per brief met dagtekening 31 juli 2015 aan belanghebbende medegedeeld voornemens te zijn om toeristenbelasting over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 na te vorderen op grond van artikel 16, eerste lid, van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). In de brief is – onder andere – het volgende vermeld:
“Met dagtekening 30 juni 2014 is aan u een definitieve aanslag Toeristenbelasting 2013 opgelegd.
Deze aanslag was gebaseerd op de door of namens u ingediende aangifte voor de Toeristenbelasting van uw accommodatie [belanghebbende] BV in [vestigingsplaats] . Hierbij werd aangifte gedaan van een aantal vaste standplaatsen van 423 en van 81 volgtijdige plaatsen.
In opdracht van de Belastingsamenwerking West-Brabant worden aangiften jaarlijks steekproefsgewijs door een gespecialiseerd bedrijf gecontroleerd. Op 26 februari 2015 is uw administratie door een medewerker van het bedrijf [naam] BV gecontroleerd in uw bijzijn. Bij deze controle is gebleken dat de ingediende aangifte niet geheel correct was. Bij de aangifte was rekening gehouden met een aftrek van 3 vaste standplaatsen omdat hierin medewerkers van uw recreatiepark worden ondergebracht. Omdat er een vergoeding wordt berekend is hiervoor ook Toeristenbelasting verschuldigd.
Hiermee rekening houdend moet het aantal vaste standplaatsen en het aantal volgtijdige plaatsen welke de grondslag is voor de heffing van de Toeristenbelasting voor 2013 dan ook worden bepaald op respectievelijk 426 en 81.
Hierbij laat ik u weten dat ik op grond van lid 1 van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de te weinig geheven belasting zal navorderen. Naar verwachting met dagtekening 31 oktober 2015 zal u een navorderingsaanslag Toeristenbelasting 2013 worden opgelegd tot een bedrag van € 357,00.”
De Heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 oktober 2015 de aangekondigde aanslag toeristenbelasting 2013 aan belanghebbende opgelegd. Op het aanslagbiljet staat het volgende vermeld:
AANSLAGBILJET
soort belasting |
periode/tijdstip |
heffingsmaatstaf |
omschrijving belastingobject |
tarief |
bedrag |
Toeristenbelasting |
01-01-2013 31-12-2013 |
Aantal Hotel, pension, vakantiebungalows etc.: 426 |
[adres] [vestigingsplaats] |
€ 119,00 |
€ 50.694,00 |
Toeristenbelasting |
01-01-2013 31-12-2013 |
Aantal Hotel, pension, vakantiebungalows etc.: 423 |
[adres] [vestigingsplaats] |
€ 119,00 |
€ -50.337,00 |
Aanslagbiljetbedrag |
€ 357,00 |
Bij brief met dagtekening 25 november 2015 heeft belanghebbende pro-forma bezwaar gemaakt tegen de onder 2.5. vermelde aanslag met dagtekening 31 oktober 2015. Het bezwaar is aangehouden in afwachting van de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch met betrekking tot de procedure omtrent de aanslag toeristenbelasting 2014. Belanghebbende heeft het bezwaar bij brief met dagtekening 23 november 2017 nader gemotiveerd.
De Heffingsambtenaar heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar gegrond verklaard, desbetreffende aanslag vernietigd en een bedrag van € 357 aan toeristenbelasting aan belanghebbende gerestitueerd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag op welk bedrag de vernietiging van de onder 2.5. vermelde aanslag met dagtekening 31 oktober 2015 betrekking heeft.
Belanghebbende is van mening dat de vernietiging van de aanslag betrekking heeft op een bedrag van € 50.694. De Heffingsambtenaar is van mening dat de vernietiging van de aanslag betrekking heeft op een bedrag van € 357.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar van de Heffingsambtenaar, tot vernietiging van de onder 2.5. vermelde aanslag met dagtekening 31 oktober 2015 en daarbij de Heffingsambtenaar te gelasten om de toeristenbelasting voor het jaar 2013 tot een bedrag van € 50.694 te restitueren.
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.