Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2542, 19/00658 en 19/00659
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2542, 19/00658 en 19/00659
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 augustus 2020
- Datum publicatie
- 8 september 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:2542
- Zaaknummer
- 19/00658 en 19/00659
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is al meer dan 20 jaar eigenaar van twee panden in [plaats]. Hij heeft een vergunning aangevraagd ter legalisering van in het verleden uitgevoerde verbouwingen. Belanghebbende heeft zelf deze verbouwingen niet uitgevoerd. In geschil is of de aanslagen op basis van het juiste bedrag aan bouwkosten zijn opgelegd en of het verhoogde tarief van 125% en 150% terecht is toegepast.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 19/00658 en 19/00659
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de Rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 17 oktober 2019, nummers AWB 18/1503 en 18/3120 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Gemeente Maastricht,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft twee aanslagen leges omgevingsvergunning (een met betrekking tot de aanvraag voor [adres 1] en een met betrekking tot de aanvraag voor [adres 2] 14b, 14c en 14d in [plaats] ) opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar met betrekking tot [adres 1] gegrond en het bezwaar met betrekking tot [adres 2] 14b, 14c en 14d ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep met betrekking tot [adres 1] gegrond en het beroep met betrekking tot [adres 2] 14b, 14c en 14d ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft verweerschriften ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] en [heffingsambtenaar] namens de heffingsambtenaar.
Op deze zitting zijn de zaken met nummers 19/00658 en 19/00659 gelijktijdig behandeld.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
[adres 1]
Belanghebbende heeft in 1998 het pand [adres 1] in [plaats] gekocht. Op 6 maart 2016 heeft belanghebbende bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht een omgevingsvergunning aangevraagd voor legalisatie van de verbouwingen van het pand [adres 1] in [plaats] ten behoeve van kamerverhuur. In de aanvraag heeft belanghebbende onder projectomschrijving vermeld: “woningsplitsing en omzetting naar kamers”. Verder heeft belanghebbende in de aanvraag aangegeven dat voor de bouwwerkzaamheden niet eerder een vergunning werd aangevraagd. Belanghebbende heeft een oppervlakte van 413 m2 opgegeven. Hij heeft € 21.000 als bouwkosten opgevoerd voor een dakkapel en het brandveilig maken van het pand.
De heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van deze aanvraag de aanslag vastgesteld naar een bedrag van € 10.607,65 aan leges bouwactiviteiten op basis van € 247.800 aan bouwkosten.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag verminderd naar een bedrag van € 6.583,67 aan leges bouwactiviteiten. De heffingsambtenaar heeft daarbij de bouwkosten vastgesteld op € 154.707. Bij de vaststelling van de bouwkosten is hij uitgegaan van een inhoud van 1.239 m3 en een prijs per eenheid voor “appartementen beter” van € 403 per m3. Op grond van de regeling vaststelling bouwkosten 2018 is een korting van 70% toegepast. De berekening luidt als volgt: 1.239 x € 403 x 0,3 en € 4.912 voor de dakkapel = € 154.707. Hierop heeft de heffingsambtenaar het tarief van artikel 2.1.1.1 van de tarieventabel bij de Verordening op de heffing en invordering van legesverordening fysieke diensten Maastricht 2016 (hierna: legesverordening 2016) toegepast en op grond van artikel 2.6.11 van die tabel een tarief van 125% toegepast.
De rechtbank heeft de aanslag verminderd naar een bedrag van € 5.385,12 aan leges bouwactiviteiten. De rechtbank heeft bij de berekening van de bouwkosten de prijs per eenheid voor “appartement standaard” van € 328 toegepast.
[adres 2] 14b, 14c en 14d
Belanghebbende heeft in 1994 het pand [adres 2] 14 gekocht. Op 21 januari 2018 heeft belanghebbende bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht een omgevingsvergunning aangevraagd voor legalisatie van de verbouwingen van het pand [adres 2] 14 in [plaats] tot drie appartementen. In de aanvraag heeft belanghebbende onder projectomschrijving vermeld: “legalisatie woningsplitsing”. Verder heeft belanghebbende in de aanvraag aangegeven dat voor de bouwwerkzaamheden niet eerder een vergunning werd aangevraagd. Belanghebbende heeft een oppervlakte van 240 m2 opgegeven. Hij heeft € 1.500 als kosten opgevoerd.
De heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van deze aanvraag de aanslag vastgesteld naar een bedrag van € 3.385,77 aan leges bouwactiviteiten op basis van € 66.044 aan bouwkosten. Bij de vaststelling daarvan is hij uitgegaan van een inhoud van 720 m3 en een prijs per eenheid voor “appartementen standaard” van € 312 per m3. Op grond van de regeling vaststelling bouwkosten is een korting van 70% en een correctie door marktwerking van 2% toegepast. De berekening luidt als volgt: 720 x € 312 x 0,3 = € 67.392 min 2% (€ 1.348) = € 66.044. Hierop heeft de heffingsambtenaar het tarief van artikel 2.3.1.1.2 van de tarieventabel bij de Verordening op de heffing en invordering van legesverordening fysieke diensten Maastricht 2018 (hierna: legesverordening 2018) toegepast en op grond van artikel 2.3.1.3 van die tabel een tarief van 150% toegepast. De heffingsambtenaar heeft de aanslag bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3 Geschil, alsmede conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Zijn de aanslagen berekend op basis van de juiste bouwkosten?
II. Heeft de heffingsambtenaar terecht het verhoogde tarief van 125% in 2016 en 150% in 2018 toegepast?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.