Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2629, 19/00632
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2629, 19/00632
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 20 augustus 2020
- Datum publicatie
- 10 september 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:2629
- Zaaknummer
- 19/00632
Inhoudsindicatie
Heffing van motorrijtuigenbelasting valt niet binnen de werkingssfeer van het Unierecht. Geen recht op vergoeding van rente over terugbetaling van nageheven motorrijtuigenbelasting. Verzoek om vergoeding van (immateriële) schade afgewezen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 19/00632
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 26 september 2019, nummer BRE 18/2718, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) over de periode 15 juni 2017 tot en met 14 september 2017 opgelegd. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij tussenuitspraak van 13 maart 20201 heeft het hof gemachtigde geweigerd om nog langer bijstand te verlenen in de onderhavige zaken dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen en heeft belanghebbende de gelegenheid gekregen om binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen. Belanghebbende heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is van 2 februari 2017 tot en met 22 januari 2018 houder geweest van een personenauto van het merk Volkswagen met het kenteken [kenteken] .
Op 19 juni 2017 heeft de inspecteur een rekening gestuurd voor de voldoening van de verschuldigde MRB over de periode 15 juni 2017 tot en met 14 september 2017. De uiterste betaaldatum was 19 juli 2017. Het te betalen bedrag bedraagt € 97. Dit bedrag is niet uiterlijk op 19 juli 2017 betaald.
Met dagtekening 1 september 2017 is een naheffingsaanslag opgelegd over voormelde periode naar een bedrag van € 97. Tevens is een verzuimboete van € 52 opgelegd. De naheffingsaanslag is intern vastgesteld op 21 augustus 2017.
Op 25 augustus 2017 heeft belanghebbende alsnog de rekening van € 97 voldaan. Op 11 september 2017 heeft belanghebbende de naheffingsaanslag (inclusief boete) betaald.
Belanghebbende heeft op 13 september 2017 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en boetebeschikking.
Op 18 september 2017 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag ambtshalve verminderd tot nihil, omdat de verschuldigde belasting op 25 augustus 2017 alsnog was voldaan. De boetebeschikking is in stand gebleven. Op 25 september 2017 is een bedrag van € 97 terugbetaald.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van rente over het terugbetaalde bedrag van € 97?
2. Heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep?
3. Heeft belanghebbende recht op een vergoeding van de kosten van bezwaar respectievelijk beroep?
4. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van het betaalde griffierecht?
5. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van rente over de onder 2 tot en met 4 vermelde vergoedingen?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.