Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-10-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2983, 18/00649
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-10-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2983, 18/00649
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2020
- Datum publicatie
- 6 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:2983
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2018:5976, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1611
- Zaaknummer
- 18/00649
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag accijns; belastingaanslag; op de zaak betrekking hebbende stukken.
Het hof is van oordeel dat de betreffende brief is aan te merken als een naheffingsaanslag, omdat deze alle voor een naheffingsaanslag benodigde gegevens bevat. De inspecteur heeft alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Belanghebbende heeft op de voet van artikel 8:29, lid 5, Awb toestemming verleend aan het hof om kennis te nemen van de ongeschoonde versies van bepaalde stukken terwijl zij alleen kennis kan nemen van de geschoonde versies. Daarom is een uitspraak van de geheimhoudingskamer achterwege gebleven.
Ter zake van 13 zendingen heeft belanghebbende een e-AD ingediend voor het overbrengen van accijnsgoederen onder de accijnsschorsingsregeling vanuit haar AGP naar dat van een geadresseerde in Italië. Niet in geschil is dat de accijnsgoederen aldaar niet zijn aangekomen. Naar het oordeel van het hof zijn de onregelmatigheden niet tijdens de overbrenging geconstateerd. De onregelmatigheden worden dan geacht te hebben plaatsgevonden in Nederland. Belanghebbende heeft het (tegen)bewijs dat de overbrenging overeenkomstig artikel 20, lid 2, Richtlijn is geëindigd of dat is vastgesteld waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, niet geleverd. Nederland is dus heffingsbevoegd. Aan de registratie in EMCS van ontvangstberichten kan belanghebbende niet het vertrouwen ontlenen dat accijns niet zou worden nageheven. De naheffingsaanslag is terecht aan belanghebbende opgelegd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 18/00649
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 oktober 2018, nummer BRE 16/2633 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 8 juli 2015 een brief doen toekomen, waarin is vermeld dat een naheffingsaanslag wordt opgelegd en dat belastingrente in rekening wordt gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is gelijk na ontvangst van het verweerschrift in handen gesteld van de geheimhoudingskamer.
Belanghebbende heeft gereageerd op het verweerschrift van de inspecteur.
De inspecteur heeft gereageerd op het in 1.7 bedoelde geschrift van belanghebbende.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.
Belanghebbende heeft met dagtekening 6 juni 2019 en 2 juli 2019 stukken ingediend.
Op 20 augustus 2019 heeft de geheimhoudingskamer de zaak verwezen naar de kamer die de hoofdzaak behandelt en het procesdossier in handen gesteld van die kamer. De geheimhoudingskamer heeft met instemming van partijen geen tussenuitspraak gedaan; belanghebbende heeft op de voet van artikel 8:29, lid 5, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) toestemming verleend aan het hof om kennis te nemen van de ongeschoonde versies van desbetreffende stukken terwijl zij alleen kennis kan nemen van de geschoonde versies.
Belanghebbende heeft met dagtekening 28 augustus 2019, 7 november 2019, 15 mei 2020 en 20 mei 2020 stukken ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] en [gemachtigde 3] , als gemachtigden van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
De inspecteur en belanghebbende hebben tijdens de zitting achtereenvolgens een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Aan het einde van de zitting heeft het hof het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
De activiteiten van belanghebbende bestaan uit de opslag en distributie van gekoelde en bevroren (accijns)goederen voor rekening en onder eigendom van derden. Zij beschikt in Nederland over een vergunning voor een accijnsgoederenplaats (hierna: AGP).
Volgens het Excise Movement and Control System (hierna: EMCS) heeft belanghebbende in oktober en november 2013 dertien maal een elektronisch administratief document (hierna: e-AD) ingediend voor de verzending van accijnsgoederen onder schorsing van accijns vanuit haar AGP naar [D] , [adres 1] te [plaats 1] Italië (hierna: [D] ). Het betreft de volgende zendingen (hierna: de 13 zendingen):
Administratieve referentie code (ARC) |
Status |
Indiening e-AD |
Vertrekdatum |
Voltooiing e-AD |
[nummer 1] |
Afgeleverd |
23-10-2013 16:04 |
23-10-2013 |
24-10-2013 08:50 |
[nummer 2] |
Afgeleverd |
04-11-2013 16:20 |
04-11-2013 |
05-11-2013 13:03 |
[nummer 3] |
Afgeleverd |
06-11-2013 07:44 |
06-11-2013 |
07-11-2013 07:26 |
[nummer 4] |
Afgeleverd |
08-11-2013 16:31 |
08-11-2013 |
09-11-2013 11:47 |
[nummer 5] |
Afgeleverd |
08-11-2013 17:00 |
08-11-2013 |
09-11-2013 11:47 |
[nummer 6] |
Afgeleverd |
15-11-2013 12:00 |
15-11-2013 |
16-11-2013 12:31 |
[nummer 7] |
Afgeleverd |
15-11-2013 16:14 |
15-11-2013 |
18-11-2013 06:28 |
[nummer 8] |
Afgeleverd |
15-11-2013 17:03 |
15-11-2013 |
18-11-2013 06:28 |
[nummer 9] |
Afgeleverd |
19-11-2013 10:59 |
19-11-2013 |
21-11-2013 07:24 |
[nummer 10] |
Afgeleverd |
20-11-2013 12:52 |
20-11-2013 |
21-11-2013 14:10 |
[nummer 11] |
Afgeleverd |
25-11-2013 09:52 |
25-11-2013 |
26-11-2013 10:01 |
[nummer 12] |
Afgeleverd |
25-11-2013 10:07 |
25-11-2013 |
26-11-2013 10:01 |
[nummer 13] |
Afgeleverd |
27-11-2013 15:50 |
27-11-2013 |
28-11-2013 09:16 |
Op de e-AD’s heeft belanghebbende een standaard reistijd van vijf of zeven dagen ingevuld.
De Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst (hierna: FIOD) is een strafrechtelijk onderzoek bij belanghebbende gestart onder de naam ‘ [onderzoek] ’ (dossiernummer [dossiernummer] ) met betrekking tot onder meer een vermoedelijke fraude met alcoholhoudende dranken, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns (hierna: WA) in de accijnsheffing zijn betrokken.
Op 2 mei 2014 heeft het Functioneel Parket een rechtshulpverzoek gezonden aan de bevoegde autoriteiten en onder meer gevraagd of de 13 zendingen daadwerkelijk zijn afgeleverd bij [D] . Onder meer is verzocht de volgende informatie te verstrekken:
“ Kunt u onderzoeken of dat de in de bijgevoegde twee overzichten genoemde 21 zendingen met alcoholhoudende drank daadwerkelijk zijn afgeleverd bij de twee ontvanger/AGP vergunninghouders in [plaats 1] Italië?
Of er fysieke controles hebben plaatsgevonden bij de twee ontvanger/AGP vergunninghouders met betrekking tot de betreffende goederenzendingen. Zo ja. wat de resultaten van deze controles waren.
Afschriften van bescheiden waaruit blijkt dat de goederen hun aangegeven bestemming hebben gevolgd.
Informatie over de verdere bestemming van de goederen.”
De Italiaanse autoriteiten hebben op 21 oktober 2014 gereageerd op het rechtshulpverzoek. In de reactie, die is vertaald, is onder meer het volgende vermeld:
“6. Aangaande de eenmanszaak [ [D] ] (…) moet men zich het volgende voorstellen:
(…)
c. op 05/04/2014 had deze een huurcontract gesloten (…) voor de verhuur van een ambachtelijk pand gelegen te [plaats 1] , [adres 1] met een jaarlijkse huur van € 16.200,00 (…);
(…)
i. op 13/09/2013 had deze de fiscale licentie verkregen voor de opslag in het groot van producten die onderworpen zijn aan accijns (…);
j. op 16/09/2013 had deze de autorisatie [cijfer] verkregen om gebruik te maken
van de telematische douanedienst (…).
7. In de loop van de maand oktober 2013 werd een observatie- en controleactiviteit in stelling gebracht bij de loods van de zaak vanwaar men de effectieve aankomst in het fiscaal depot van de koopwaar zoals aangegeven in de e-AD kon constateren.
Gedurende genoemde activiteit, die werd verricht op de volgende dagen en op de volgende tijdstippen:
a. 14/10/2013: van 07:00 uur tot 21:00 uur;
b. 15/10/2013: van 07:00 uur tot 21:00 uur;
c. 16/10/2013: van 08:00 uur tot 18:00 uur,
werden geen aankomsten van voertuigen vermeld, terwijl in het informatiesysteem van de douane de volgende boodschappen van “voltooid” verstuurd bleken te zijn:
a. 15/10/2013, 12:39: 32 zendingen;
b. 15/10/2013, 17 43: 7 zendingen;
c. 15/10/2013, 18:30: 38 zendingen;
d. 16/10/2013, 11:30: 25 zendingen;
e. 16/10/2013, 17:22: 32 zendingen.
(…)
9. Na afgewacht te hebben dat hij volstrekt niet betrokken was bij de zendingen, verkreeg men op 28/11/2013 toegang tot de loods van de zaak, die volledig leeg werd aangetroffen. (…)
Binnen het depot, in de zaal die was ingericht als kantoor, bleek een plek te zijn ingericht met een pc die verbonden was met het internet door middel van een modem.
(…)
10. Uit de afluisterpraktijken die tegelijkertijd werden verricht kon worden opgemaakt dat de telematische procedures van “voltooiing” van de zendingen die bestemd waren voor de [D] (…) werden verzorgd door [F] (…) vanuit een plek gesitueerd in Oekraïne (…).
12. Ter afsluiting van de onderzoeken heeft men vastgesteld dat de [D] (…) “ten onrechte” 15 zendingen heeft voltooid die afkomstig waren van [belanghebbende] (…)”.
Bij ongedateerde brief heeft de inspecteur belanghebbende meegedeeld dat hij voornemens is een naheffingsaanslag accijns op te leggen met betrekking tot de 13 zendingen. De inspecteur heeft belanghebbende vervolgens in de gelegenheid gesteld om voor 5 april 2015 aanvullende bescheiden of andere informatie over te leggen en te worden gehoord. De gemachtigde van belanghebbende heeft op deze brief gereageerd met de brief met dagtekening 10 april 2015.
De inspecteur heeft bij brief met dagtekening 23 april 2015 meegedeeld dat het voornemen tot het opleggen van een naheffingsaanslag is gebaseerd op de stukken uit het dossier ‘ [onderzoek] ’ met kenmerk [kenmerk 1] , [kenmerk 2] en [kenmerk 3] en kopieën van deze stukken bijgevoegd. De gemachtigde van belanghebbende heeft op deze brief gereageerd met de brief met dagtekening 18 mei 2015.
De inspecteur heeft bij brief met dagtekening 3 juni 2015 de gelegenheid geboden te worden gehoord. De gemachtigde van belanghebbende heeft op deze brief gereageerd met de brief met dagtekening 25 juni 2015.
Op 23 juni 2015 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden.
De inspecteur heeft bij brief met dagtekening 3 juli 2015 meegedeeld dat hij ter zake van de 13 zendingen aan [D] een naheffingsaanslag zal opleggen.
De belastingdeurwaarder heeft op 8 juli 2015 aan belanghebbende een dwangbevel met bevel tot betaling van een belastingaanslag accijns en belastingrente ten bedrage van in totaal € 988.209,26 betekend. De belastingdeurwaarder heeft een afschrift van het exploot en van het daarin vermelde dwangbevel in een gesloten envelop achtergelaten op het adres “ [adres 2] kamer 1B [postcode 2] [plaats 2] ”. In de enveloppe bevond zich ook een brief van de inspecteur aan belanghebbende met dagtekening 8 juli 2015 met bijlagen (hierna: de brief van 8 juli 2015). In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
“Betreft
Toelichting Naheffingsaanslag.
(…)
Hierbij doe ik u toekomen een naheffingsaanslag op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelasting.
Deze naheffingsaanslag wordt aan u opgelegd om de volgende reden:
(…)
Wettelijke grondslag naheffingsaanslag accijns:
(…)
Op grond van artikel 52 lid 1 van de Wet op de accijns wordt de accijns verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot verbruik. Het tijdstip van uitslag tot verbruik ligt in de periode 2013.
(…)
Vaststelling bedrag aan naheffing
Accijns overige alcoholhoudende producten: € 933.888,26
(…)
De verschuldigde rechten zijn als volgt vastgesteld (zie bijlage):
Accijns op overige alcoholhoudende producten € 933.888,26
Belastingrente € 54.321,00
Totaal: € 988.209,26
(…)
Bijlage verschuldigde berekening:
(…)
Toelichting op de naheffingsaanslag.
BETALINGSTERMIJN
Het bedrag is volledig dadelijk en ineens invorderbaar op grond van artikel 10, lid 1, letter b van de Invorderingswet 1990. (…)
BEZWAAR
Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u bezwaar maken. Stuur een brief naar:
Belastingdienst/Douane
Afdeling Bezwaar/Beroep [plaats 3]
Postbus 3070
6401 DN Heerlen (…)”.
Belanghebbende heeft met dagtekening 16 juli 2015 bezwaar gemaakt tegen de brief van 8 juli 2015. De inspecteur heeft het bezwaarschrift op 17 juli 2015 ontvangen. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het hof. In hoger beroep heeft de inspecteur een geschoonde versie van stukken uit het dossier ‘ [onderzoek] ’ met kenmerk [kenmerk 4] en [kenmerk 5] overgelegd. Belanghebbende heeft berust in het overleggen van deze geschoonde versie.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Is de brief van 8 juli 2015 aan te merken als een naheffingsaanslag?
-
Heeft de inspecteur voldaan aan de op hem ingevolge artikel 8:42 Awb rustende verplichting de op de zaak betrekking hebben stukken (hierna ook: 8:42-stukken) over te leggen?
-
Dient de naheffingsaanslag te worden vernietigd, omdat Nederland niet heffingsbevoegd is op grond van artikel 10 Accijnsrichtlijn1 en/of omdat belanghebbende niet als schuldenaar kan worden aangemerkt?
Heeft belanghebbende recht op vergoeding van schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn?
Heeft belanghebbende recht op vergoeding van (werkelijke) proceskosten?
Belanghebbende is van mening dat de vragen a en b ontkennend en de vragen c tot en met f bevestigend moeten worden beantwoord. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Belanghebbende concludeert primair dat met de naheffingsaanslag niet (op de juiste wijze) aan haar bekend is gemaakt en, primair en subsidiair, tot vernietiging van de naheffingsaanslag. Verder concludeert belanghebbende tot vergoeding van schade en proceskosten.
De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.