Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:310, 19/00023, 19/00024 en 19/00025
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:310, 19/00023, 19/00024 en 19/00025
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 januari 2020
- Datum publicatie
- 28 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:310
- Zaaknummer
- 19/00023, 19/00024 en 19/00025
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslagen omzetbelasting met boeten. Het redigeren van teksten valt niet onder het verzorgen van onderwijs en de onderwijsvrijstelling is daarop niet van toepassing. Belanghebbende maakt een hoger bedrag aan vooraftrek niet aannemelijk en evenmin dat de kleine ondernemers-regeling van toepassing is. Na een door de Inspecteur gegeven correctie, worden de boeten passend en geboden geacht. Omtrent de dwangsom heeft belanghebbende de Inspecteur niet onredelijk laat in gebreke is gesteld. Zij mocht wachten op afhandeling van het bezwaar tegen een eerder jaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 19/00023, 19/00024 en 19/00025
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West‑Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 3 december 2018, nummers BRE 17/6467, 18/3679 en 18/3680 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur van de belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
inzake na te noemen naheffingsaanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd:
- met aanslagnummer [aanslagnummer] 1501 over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 (hierna: de naheffingsaanslag 2010/2011) ten bedrage van € 7.762, alsmede bij beschikking een boete van € 1.940 en is heffingsrente van € 1.123 in rekening gebracht,
- met aanslagnummer [aanslagnummer] 2501 over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 ten bedrage van € 2.505, alsmede bij beschikking een boete van € 626 en is belastingrente van € 272 in rekening gebracht, en
- met aanslagnummer [aanslagnummer] 3501 over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 ten bedrage van € 3.487, alsmede bij beschikking een boete van € 871 en is belastingrente van € 274 in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij uitspraken op bezwaar:
- de naheffingsaanslag 2010/2011 verminderd tot een bedrag van € 7.357, de boetebeschikking tot € 1.308 en de rentebeschikking naar € 1.061,
- de naheffingsaanslag en de rentebeschikking over 2012 gehandhaafd en de boetebeschikking verminderd tot een boete van € 320 en
- de naheffingsaanslag en de rentebeschikking over 2013 gehandhaafd en de boetebeschikking verminderd tot een boete van € 274.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van, in totaal, € 671. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover zij zien op de boeten voor de periode 2010/2011 en 2013, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover die zien op die boeten en de boete over de periode 2010/2011 verminderd naar € 720 en de boete over 2013 naar € 200.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 519. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 26 september 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [A] (hierna: [A] ) en, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] en als toehoorder [B] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende drijft een onderneming in office management, advisering, managementassistentie, administratiebegeleiding en het adviseren en/of uitvoeren van werkzaamheden met betrekking tot administratie en/of organisatie (organisatieadviesbureau). Sinds 1 juli 1997 is belanghebbende aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting.
Vanaf 17 oktober 2014 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 uitgevoerd. Met dagtekening 9 april 2015 heeft de Inspecteur het conceptrapport en de kennisgeving van het opleggen van boeten verstuurd aan belanghebbende en haar toenmalige gemachtigde. Het definitieve rapport van het boekenonderzoek is gedagtekend 11 november 2015.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur met dagtekening 30 november 2015 (periode 2010/2011) en met dagtekening 28 december 2015 (2012 en 2013) naheffingsaanslagen opgelegd en tegelijkertijd 25% vergrijpboete en heffings-/ belastingrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij zijn uitspraken van 1 september 2017 (2010/2011) en 30 april 2018 (2012 en 2013) de bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard. Met betrekking tot de periode 2010/2011 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag verminderd met € 405. De naheffingsaanslagen over de jaren 2012 en 2013 zijn in stand gelaten. De Inspecteur heeft de rentebeschikking dienovereenkomstig verminderd. Daarbij heeft de Inspecteur de vergrijpboeten om verschillende redenen verminderd.
Na de uitspraken op bezwaar luiden de naheffingsaanslagen omzetbelasting als volgt.
Aanslagnummer |
Periode |
Belasting |
Vergrijpboete |
Rente |
[aanslagnummer] 1501 |
2010/2011 |
€ 7.357 |
€ 1.308 |
€ 1.061 |
[aanslagnummer] 2501 |
2012 |
€ 2.505 |
€ 320 |
€ 272 |
[aanslagnummer] 3501 |
2013 |
€ 3.487 |
€ 274 |
€ 274. |
De (resterende) correcties en boeten zijn als volgt opgebouwd.
Met betrekking tot de periode 2010/2011:
- Aansluitverschillen: aan de hand van de opgemaakte grootboekoverzichten en de aangiften heeft de Inspecteur geconstateerd dat belanghebbende € 56 te weinig omzetbelasting heeft aangegeven. Deze correctie behoort tot de boetegrondslag.
- Bewerken studiemateriaal: belanghebbende heeft met betrekking tot zijn werkzaamheden verricht voor [C] B.V. volgens de Inspecteur ten onrechte de onderwijsvrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) toegepast. De totale correctie voor beide jaren bedraagt € 2.123. De boete is voor deze correctie vervallen.
- Voorbelasting: belanghebbende heeft in de aangiften een bedrag van € 9.609,46 opgenomen als te vorderen omzetbelasting. Van de voorbelasting heeft de Inspecteur € 2.500 geaccepteerd voor autokosten en € 2.500 voor overige kosten. Correctie: restant van € 4.609. Deze correctie behoort tot de boetegrondslag.
- Kleine ondernemersregeling: Als gevolg van de overige correcties heeft belanghebbende geen recht meer op de door haar in de aangiften over 2010 toegepaste kleine ondernemersregeling van € 570. Deze correctie behoort tot de boetegrondslag.
De boete is berekend op 25% (grove schuld) over de boetegrondslag van € 5.235, zonder matiging.
Met betrekking tot de periode 2012:
- Voorbelasting: correctie van € 4.205 minus € 500 (autokosten) minus € 1.200 (overige kosten) is € 2.505.
De boete is berekend op 25% (grove schuld) hierover, dus op € 626, en vervolgens gematigd tot eerst € 400 wegens strafverminderende omstandigheden en uiteindelijk € 320 wegens een matiging van 20% als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn.
Met betrekking tot de periode 2013:
- Aansluitverschillen: correctie van € 1.871,84. De boete is voor deze correctie vervallen.
- Voorbelasting: correctie van € 3.874 minus € 2.500 (autokosten en overige kosten) is € 1.374. Deze correctie behoort tot de boetegrondslag.
- [D] : hoewel op de facturen van [D] geen omzetbelasting is vermeld, heeft belanghebbende € 241,20 als voorbelasting in aftrek gebracht. De boete is voor deze correctie vervallen.
De boete is berekend op 25% (grove schuld) over € 1.374, dus op € 343, en vervolgens met 20% gematigd tot € 274 wegens overschrijding van de redelijke termijn.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I Zijn de naheffingsaanslagen naar een juist bedrag opgelegd?
II Heeft de Inspecteur terecht boeten opgelegd en zijn de boeten passend en geboden?
III Zijn de heffingsrente en de belastingrente naar het juiste percentage berekend?
IV Heeft belanghebbende recht op een dwangsom?
Belanghebbende is van mening dat vragen I, II en III ontkennend moeten worden beantwoord en vraag IV bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen en de boete- en rentebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.