Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:312, 19/00107
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:312, 19/00107
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 januari 2020
- Datum publicatie
- 3 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:312
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2018:6479, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/00107
Inhoudsindicatie
De heffingsambtenaar heeft een WOZ-beschikking gegeven op naam van “de erven”. Een van de erven maakt namens de erven bezwaar. De heffingsambtenaar vraagt om een machtiging namens alle erfgenamen en om een verklaring van erfrecht en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk als die niet worden verstrekt. Rechtbank en Hof oordelen dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/00107
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbenden]
te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbenden,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 21 december 2018, nummer SHE 18/469 in het geding tussen
belanghebbenden,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer,
hierna: de Heffingsambtenaar,
inzake na te melden beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbenden is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gegeven waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2016 is vastgesteld op € 270.000 voor het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 (de beschikking). De beschikking is op hetzelfde aanslagbiljet vermeld als de aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2017 (de aanslag ozb). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar, bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 14 november 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbenden [gemachtigde] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
[erflater] (hierna: erflater) was tot aan zijn overlijden eigenaar van de woning. Erflater heeft bij testament van 15 november 2011 over zijn nalatenschap beschikt. Daarin worden zijn echtgenote, [de vrouw] en zijn zoon [de zoon] genoemd als erfgenamen.
De Heffingsambtenaar heeft belanghebbenden verzocht een machtiging te sturen die namens alle erven is ondertekend met een verklaring van erfrecht waaruit blijkt wie de erfgenamen zijn. Belanghebbenden hebben een machtiging toegezonden, die is ondertekend door alleen de echtgenote van erflater. Bij brief van 6 juni 2017 hebben belanghebbenden ook het eerdergenoemde testament van erflater toegezonden. Per e-mail van 8 juni 2017 heeft de Heffingsambtenaar een derde termijn gegeven waarin is vermeld dat, indien de gevraagde gegevens niet zijn ontvangen vóór 14 juni 2017, het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbenden ontvankelijk in bezwaar waren.
Belanghebbenden zijn van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben partijen hun standpunt nader toegelicht.
Belanghebbenden concluderen tot ontvankelijkverklaring van het bezwaar, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en terugwijzing naar de Heffingsambtenaar voor een inhoudelijke behandeling. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.