Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:325, 19/00186
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:325, 19/00186
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 januari 2020
- Datum publicatie
- 10 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:325
- Zaaknummer
- 19/00186
Inhoudsindicatie
[Belanghebbende] heeft in zijn aangifte IB/PVV 2015 een bedrag aan negatief loon vermeld en uitgaven voor specifieke zorgkosten in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft deze posten gecorrigeerd. Voor Hof ’s-Hertogenbosch is in geschil of dit terecht is. Het Hof oordeelt dat [belanghebbende] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het jaar 2015 uitgaven voor specifieke zorgkosten heeft gemaakt. Het beroep van [belanghebbende] op het vertrouwensbeginsel faalt eveneens. De Inspecteur heeft de aangifte terecht gecorrigeerd. Het Hof stelt tenslotte vast dat de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase is overschreden en veroordeelt de Inspecteur daarvoor een vergoeding toe te kennen van € 500.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/000186
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 februari 2019, nummer BRE 17/7315, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aanslag en beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, met aanslagnummer [aanslagnummer] en dagtekening 16 december 2016, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.546 (hierna: de aanslag IB/PVV 2015). Gelijktijdig met de aanslag IB/PVV 2015 is aan belanghebbende bij beschikking een bedrag aan belastingrente ter hoogte van € 21 in rekening gebracht (hierna: de belastingrentebeschikking 2015).
Bij brief met dagtekening 25 januari 2017 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2015 en de belastingrentebeschikking 2015. In de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar met dagtekening 5 oktober 2017 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2015 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.653. Tevens heeft de Inspecteur de belastingrentebeschikking 2015 verminderd tot € 4.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 30 oktober 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op 17 maart 2016 aangifte IB/PVV 2015 (hierna: de aangifte) gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.778. Belanghebbende heeft in de aangifte een bedrag van € 962 als negatief loon vermeld. In de aangifte heeft belanghebbende een bedrag van € 1.806 in mindering gebracht op zijn inkomen als persoonsgebonden aftrek. De door belanghebbende in de aangifte vermelde persoonsgebonden aftrek ziet op specifieke zorgkosten.
De Inspecteur heeft bij brief met dagtekening 25 juni 2016 om nadere informatie met betrekking tot de aangifte gevraagd. In de brief verzoekt de Inspecteur belanghebbende om het bijgevoegde ‘Formulier aftrekbare kosten aangifte inkomstenbelasting 2015’ in te vullen en het samen met alle gevraagde bewijsstukken te retourneren. De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 1 augustus 2016 een reactie op het verzoek om nadere informatie gestuurd.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 20 oktober 2016 geïnformeerd dat hij voornemens is om van de aangifte af te wijken met een bedrag van € 1.806. Belanghebbende heeft niet gereageerd op deze brief.
In de brief van de Inspecteur is - onder meer - het volgende vermeld:
“1. Afwijking(en) per onderdeel van de aangifte
Persoonsgebonden aftrek
Specifieke zorgkosten:
In de aangifte heeft u een bedrag van € 1.806 afgetrokken als specifieke zorgkosten. U heeft niet gereageerd op mijn vragenbrief. Zonder bewijsstukken heeft u de gemaakte kosten niet aannemelijk gemaakt. Het in de aangifte opgenomen bedrag aan zorgkosten is daarom te hoog. Ik ben dan ook van plan om op dit punt van de aangifte af te wijken met een bedrag van € 1.806 (na verrekening van eventuele verhoging en drempel).
2. Berekening
Belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) |
|
Het berekende inkomen uit werk en woning volgens de aangifte |
€ 5.778 |
Totaalbedrag van de afwijking(en) |
€ + 1.806 |
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 7.584 |
(...)”
De Inspecteur heeft met dagtekening 16 december 2016 de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd en de belastingrentebeschikking 2015 afgegeven. In de aanslag is het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 8.546.
Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 25 januari 2017 bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2015 en de belastingrentebeschikking 2015.
Bij brief met dagtekening 10 april 2017 deelt de Inspecteur aan belanghebbende mede dat hij voornemens is om het bezwaarschrift af te wijzen. In deze brief nodigt de Inspecteur de gemachtigde van belanghebbende uit om een afspraak te maken voor een hoorzitting.
Op 22 juni 2017 heeft een hoorzitting plaatsgevonden tussen de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur. Tijdens de hoorzitting heeft de gemachtigde van belanghebbende een dieetbevestiging over het jaar 2013 overgelegd aan de Inspecteur.
Bij brief met dagtekening 3 juli 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld voornemens te zijn om tegemoet te komen aan het bezwaarschrift voor wat betreft de dieetkosten van € 850 en om het bezwaarschrift voor het overige af te wijzen. Belanghebbende heeft niet gereageerd op deze brief.
In de uitspraken op bezwaar met dagtekening 5 oktober 2017 heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd tot € 7.653 en de belastingrentebeschikking verminderd tot € 4. De in aanmerking genomen aftrek specifieke zorgkosten bedraagt € 893 (dieetkosten van € 850 plus verhoging van € 340 minus de drempel van € 297).
In de jaren 2011 tot en met 2013 is door de behandelend inspecteur steeds om nadere informatie met betrekking tot de afgetrokken (specifieke) zorgkosten gevraagd.
In desbetreffende jaren 2011 tot en met 2013 zijn de volgende zorgkosten in aftrek toegelaten:
2011 |
2012 |
2013 |
|
Dieetkosten |
€ 950 |
€ 950 |
€ 850 |
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed |
€ 300 |
€ 310 |
€ 310 |
Genees- en heelkundige hulp |
- |
€ 25 |
€ 35 |
Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte |
€ 25 |
- |
€ 133 |
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
of de aanslag IB/PVV 2015 naar een te hoog bedrag is opgelegd; en
-
of het vertrouwensbeginsel is geschonden; en
-
of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van immateriële schade; en
-
of belanghebbende recht heeft op vergoeding van de kosten van bezwaar.
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2015 en de belastingrentebeschikking 2015, tot veroordeling van de Inspecteur in de kosten van het bezwaar, beroep en hoger beroep en tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.