Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-10-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3271, 19/00574
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-10-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3271, 19/00574
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2020
- Datum publicatie
- 27 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:3271
- Zaaknummer
- 19/00574
Inhoudsindicatie
Bij een controle op 30 augustus 2016 wordt geconstateerd dat belanghebbende in een auto met een Pools kenteken rijdt. De auto staat op naam van de opa van belanghebbende die in Polen woont. In geschil is de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over de periode 6 mei 2013 tot en met 29 augustus 2016 en de daarmee verband houdende boetebeschikking. Het hof acht de verklaring van belanghebbende dat de auto hem in de naheffingsperiode niet ter beschikking stond geloofwaardig. De naheffingsaanslag en de boetbeschikking worden vernietigd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 19/00574
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 28 augustus 2019, nummer BRE 17/2751 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag motorijtuigenbelasting (hierna: MRB) over de periode 6 mei 2013 tot en met 29 augustus 2016 opgelegd. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep uitsluitend wat betreft de boete gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende stond vanaf zijn geboorte op [datum] 1995 ingeschreven als ingezetene in de basisregistratie personen (BRP). Op 30 augustus 2016 is geconstateerd dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van de openbare weg met een auto met buitenlands (Pools) kenteken. Voor deze auto is in Nederland geen MRB voldaan. De auto stond in Polen geregistreerd op naam van de opa van belanghebbende.
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag MRB opgelegd over de periode 6 mei 2013 tot en met 29 augustus 2016 van € 2.713. Ook is bij beschikking een boete opgelegd van € 2.713. Bij uitspraak op bezwaar zijn de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
De rechtbank heeft de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot € 257 in verband met de financiële omstandigheden van belanghebbende, het feit dat de naheffingsaanslag en tevens grondslag voor de boete is vastgesteld met toepassing van een wettelijk berekeningsvoorschrift en een bewijsvermoeden, en vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
De auto was tot 18 april 2013 eigendom van belanghebbendes moeder. De auto is voor het eerst op kenteken gezet op 9 november 2005. Belanghebbendes moeder heeft de auto verkocht aan haar vader (hierna: de opa). De auto is toen geëxporteerd naar Polen en vervolgens is deze auto op 30 april 2013 in Polen geregistreerd en op 6 mei 2013 is het kentekenbewijs voor deze auto ( [kenteken] ) afgegeven op naam van de opa. De opa heeft de auto in Polen verzekerd met ingang van 30 april 2013.
De auto is op 18 april 2016 gekeurd in Polen. Op 9 april 2015 heeft er een onderhoudsbeurt plaatsgevonden waarbij diverse onderdelen van de auto zijn vervangen. Dit is gebeurd bij een garage “ [garage] ” gevestigd in [plaats] (Polen), de woonplaats van de opa.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag en de boete terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.