Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:390, 19/00021 en 19/00022

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:390, 19/00021 en 19/00022

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 februari 2020
Datum publicatie
11 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:390
Zaaknummer
19/00021 en 19/00022
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Wet IB 2001. Art. 4.53 en 2.11a. art. 16 AWR. Navordering als gevolg van verrekening belastingkorting bij partner

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00021 en 19/00022

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland‑West‑Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 november 2018, nummer BRE 17/6592 en 17/6593 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken de navorderingsaanslagen gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2020 in ’s‑Hertogenbosch. Namens de Inspecteur zijn [inspecteur 1] en [inspecteur 2] verschenen. Belanghebbende en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij brief van 4 december 2019, heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer] , is aangetekend verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 5 december 2019 op het door belanghebbende opgegeven adres is afgeleverd.

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

De echtgenoot van belanghebbende hield tot 2009 alle aandelen in [A] (de vennootschap). Dit belang kwalificeerde voor hem als een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 4.6 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB). Hij had aan de vennootschap een bedrag van € 64.000 geleend. De vennootschap is failliet gegaan en in de loop van 2010 ontbonden. Het uitgeleende bedrag heeft de echtgenoot van belanghebbende niet terugbetaald gekregen.

2.2.

Bij uitspraak van 23 juli 2015 heeft het Hof beslist dat het verlies op de lening door de echtgenoot van belanghebbende niet als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking kan worden genomen en daarbij overwogen dat het kan leiden tot een verlies uit aanmerkelijk belang bij ontbinding van de vennootschap.1 De echtgenoot van belanghebbende heeft daarna verzocht om in 2010 een verlies uit aanmerkelijk belang van € 64.000 in aanmerking te nemen. Aan dit verzoek is de Inspecteur tegemoetgekomen.

2.3.

De echtgenoot van belanghebbende heeft bij brief van 1 augustus 2018 verzocht om omzetting van het verlies uit aanmerkelijk belang in een belastingkorting (€ 16.000) en om verrekening van die belastingkorting vanaf het belastingjaar 2012. Aan dit verzoek is de Inspecteur tegemoetgekomen door de belastbare inkomens uit werk en woning bij verminderingsbeschikkingen 2012 (met € 5.211) en 2013 (met € 8.544) tot nihil te verminderen.

2.4.

Belanghebbende heeft over 2012 en 2013 geen inkomen uit werk en woning. Aan belanghebbende is over die jaren de algemene heffingskorting uitbetaald. De Inspecteur heeft aan haar navorderingsaanslagen opgelegd en de uitbetaalde heffingskorting nagevorderd, vermeerderd met belastingrente. Deze navorderingsaanslagen zijn opgelegd als gevolg van het feit dat de echtgenoot na verrekening van voormelde belastingkorting geen belasting over de desbetreffende jaren verschuldigd is.

2.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen omdat zij van mening is dat de verrekening van de belastingkorting bij haar echtgenoot niet, althans zo min mogelijk, mag leiden tot navordering van de aan haar uitgekeerde algemene heffingskortingen. De Inspecteur heeft de bezwaren afgewezen. De Rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is - net als bij de Rechtbank - in geschil het antwoord op de vragen of:

a. terecht navorderingsaanslagen zijn opgelegd en belastingrentebeschikkingen zijn gegeven; en

b. de belastingkorting bij de echtgenoot van belanghebbende op de juiste wijze is verrekend.

3.2.

Belanghebbende heeft zich - net als bij de Rechtbank - op het standpunt gesteld dat de belastingkorting over een te korte periode wordt verrekend. Als gevolg hiervan daalt de belastingheffing over het inkomen van de echtgenoot van belanghebbende zodanig dat zij de aan haar uitbetaalde heffingskorting dient terug te betalen. Belanghebbende is van mening dat de belastingkorting zodanig verrekend moet worden dat de belastingheffing over het inkomen van haar echtgenoot haar recht op de uitbetaalde algemene heffingskorting niet, althans zo min mogelijk, aantast. Haar echtgenoot zou zijn toegezegd dat de verrekening over een periode van (minimaal) vijf jaren zou plaatsvinden.

3.3.

De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de belastingkorting na de uitspraak van de Rechtbank op juiste wijze is verrekend en dat de navorderingsaanslagen terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd. Datzelfde standpunt heeft hij ingenomen voor de belastingrentebeschikkingen. Van een toezegging is hem niets bekend.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en van de navorderingsaanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing