Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:394, 19/00224
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:394, 19/00224
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 februari 2020
- Datum publicatie
- 11 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:394
- Zaaknummer
- 19/00224
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 220
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is voor een bosperceel aangeslagen in de OZB (als eigenaar en gebruiker). Belanghebbende vindt dat het perceel valt onder de vrijstelling van OZB voor natuurterreinen. Het hof verwerpt dit standpunt. Ook belanghebbendes stelling dat hij geen gebruiker is in de zin van artikel 220, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, volgt het hof niet. Het hoger beroep is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/00224
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 14 maart 2019, nummer SHE 18/2233, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Haaren,
hierna: de Heffingsambtenaar,
over de hierna genoemde beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van het perceel “ [adres 1] Nabij; perceel [nummer 1] ” te [plaats] , voorheen [woonplaats 2] (hierna: het perceel), per waardepeildatum 1 januari 2017, voor het jaar 2018, vastgesteld op € 3.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voor het jaar 2018 aan belanghebbende aanslagen onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor eigenaar en gebruiker opgelegd.
Bij de - in één brief gezette - uitspraken op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar tegen de beschikking en de aanslagen ongegrond verklaard.
Belanghebbende is hiertegen in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de Heffingsambtenaar.
De zitting heeft plaatsgehad op 28 november 2019 te ‘s-Hertogenbosch.
Op de zitting zijn verschenen belanghebbende met zijn zoon, en, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van het perceel. Het perceel is een perceel bosgrond met een oppervlakte van ongeveer 3.130 m2. Er is geen fysiek onderscheid tussen het perceel en het omliggende bosgebied; er is geen hek om het perceel geplaatst. Het omliggende bosgebied wordt door Natuurmonumenten beheerd.
Op 20 januari 2014 heeft Natuurmonumenten een brief aan belanghebbende geschreven met de volgende inhoud:
“Via deze brief informeer ik u over boswerkzaamheden die Natuurmonumenten medio 2014 in de bossen aan de oostzijde van het Nationaal Park de Loonse en Drunense Duinen wil gaan uitvoeren. Het gaat om de bosdelen die worden begrenst door [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] en ten westen en oosten van [adres 5] . Om deze werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren vraag ik u om uw medewerking.(…)
De beheerwerkzaamheden bestaan uit het plaatselijk weghalen van grove dennen middels groepsdunningen, groepenkap en waar mogelijk het aanleggen van bosranden. (…)
(…)
Daarnaast staan er op nogal wat plaatsen Amerikaanse eiken en Amerikaanse vogelkers (…) dat Natuurmonumenten deze twee soorten voor een groot deel uit de bospercelen wil verwijderen. (…)
Zoals u wellicht weet, liggen in dit deel van het Nationaal Park ook veel privé kavels en zijn de eigendomsgrenzen moeilijk in het veld terug te vinden. Graag zou ik van uw kennis gebruik willen maken om in onderling overleg de grenzen te markeren voor de uit te voeren boswerkzaamheden. Deze hulp heb ik nodig om er voor te zorgen dat er op uw perceel niet per ongeluk wordt gekapt. Volgens de gegevens van het kadaster betreft het in uw geval de perceel: [nummer 2] .
Voor het tegengaan van de explosieve groei van Amerikaanse eiken en Amerikaanse vogelkersen is een grootschalige aanpak gewenst. Mocht u graag mee willen werken en dezelfde beheerwerkzaamheden willen (laten) uitvoeren in uw bosdeel, dan verzoek ik u hierover eveneens contact op te nemen met [A] . Hij kan u adviseren over de uit te voeren werkzaamheden of u kunt hem toestemming verlenen om de geschetste werkzaamheden ook op uw eigendom uit te laten voeren.
(…)”
Op 31 januari 2014 heeft belanghebbende het volgende aan Natuurmonumenten gemaild:
“Geachte [A] ,
Mede naar aanleiding van ons telefoongesprek d.d. 31-01-2014 deze mail. Ik ben eigenaar van een perceeltje bosgrond te [woonplaats 2] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats 2] [nummer 2] groot 3130 m2. Indien jullie interesse hebben in het perceeltje wil ik het aanbieden voor € 4000,-- k.k. zegge: vierduizendeuro kosten koper. Deze aanbieding is geldig tot 28 februari 2014. Indien akkoord het notariële transport uiterlijk op 1 oktober 2014. Ik hoor het wel. Indien jullie geen gebruik maken van deze aanbieding geef ik toestemming om mee te werken aan de beheerwerkzaamheden voor zover het geen kosten voor mij meebrengt. Ik zie de reactie graag tegemoet.”
Belanghebbende heeft in hoger beroep een e-mailwisseling tussen hem en Natuurmonumenten uit februari en maart 2019 overgelegd. In antwoord op de e-mail van 23 maart 2019 waarin belanghebbende vraagt of er in het gebied Bosvorming Oost in [woonplaats 2] waaronder het perceel valt na 2014 door Natuurmonumenten beheerwerkzaamheden zijn uitgevoerd heeft Natuurmonumenten op 26 maart 2019 het volgende geantwoord:
“Vrijwilligers van ons lopen met enige regelmaat deze bossen door om de Amerikaanse vogelkers uit de bossen te verwijderen, de afgelopen 5 jaar zullen ze ongetwijfeld ook uw perceel bezocht hebben om de vogelkers uit het bos verwijderd te krijgen.
Wij zijn erg bij dat we ook op uw perceel mogen komen. Wij kunnen op deze manier voorkomen dat er zaadbronnen in het gebied ontstaan van deze boomsoort.”
Over de jaren vóór 2018 is belanghebbende voor het perceel niet aangeslagen in de OZB.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of het perceel valt onder de vrijstelling voor natuurterreinen en of belanghebbende het perceel in 2018 in gebruik heeft gehad.
De waarde van het perceel op de waardepeildatum van € 3.000 is tussen partijen niet in geschil. Verder voert belanghebbende in hoger beroep niet (meer) aan dat hij in de bezwaarfase moest worden gehoord.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar, van de beschikking en van de aanslagen. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.